Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2601/SGB, 18 oktober 2006, schorsing
Uitspraakdatum:18-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/2601/SGB

Betreft: [klager] datum: 18 oktober 2006

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. D. Laheij, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende op de Terroristen Afdeling Nieuw Vosseveld te Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 4 oktober 2006 gegeven op het bezwaarschrift gericht tegen
de beslissing tot plaatsing van verzoeker in de Terroristen Afdeling Nieuw Vosseveld.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het op 13 oktober 2006 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris d.d. 17 oktober 2006.

1. De standpunten van verzoeker en de selectiefunctionaris
Namens verzoeker is aangevoerd dat voor de plaatsing van verzoeker geen enkele grondslag is. Hij is op grond van artikel 20a Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in de Terroristen Afdeling geplaatst. Die Regeling maakt het
echter ook mogelijk dat, ondanks dat aan de formele vereisten is voldaan, waarbij kennelijk verdenking van een terroristisch misdrijf reeds voldoende is, van plaatsing kan worden afgezien indien uit informatie van OM of GRIP voortvloeit dat plaatsing
niet is ge?ndiceerd. De raadsvrouw heeft de (vervangend) officier van justitie direct na het eerste bericht omtrent de plaatsing van verzoeker benaderd. Deze deelde haar mede te hebben getracht de medewerker van het PSC er ook van te overtuigen dat de
plaatsing van verzoeker geen goed idee was. Hiermee is de contra-indicatie door het OM al gegeven.
De plaatsing van verzoeker heeft niets met de persoon van de verdachte te maken. Er is slechts gekeken naar de aard van het misdrijf waarvan hij wordt verdacht. Juist in deze situatie is de persoon van de verdachte van doorslaggevende betekenis. Een
plaatsing op de Terroristen Afdeling zal, gelet op de be?nvloedbaarheid van verzoeker, mogelijk zelfs contra productief werken. Verzoeker heeft ernstige psychische klachten, als gevolg waarvan hij reeds eerder dezelfde soort handelingen heeft gepleegd
en waarvoor hij destijds (2003/2004) door deskundigen sterk verminderd toerekeningsvatbaar is geacht. In de tussenliggende periode is verzoekers psychische gesteldheid alleen maar verslechterd, deels omdat hij er ook niet voor wordt behandeld.
Verzoeker
zegt zich het plaatsen van de berichtjes op het forum op internet en het sturen van de bewuste e-mails niet te kunnen herinneren. De raadsvrouw heeft daarom opnieuw bij de officier op psychisch onderzoek aangedrongen. De huidige plaatsing op de
Terroristen Afdeling, via de Landelijke afzonderingsafdeling, heeft een zichtbaar negatief effect op verzoeker. Het contact met zijn gezin is zeer beperkt en ook voor de raadsvrouw is het veel tijdrovender en daardoor lastiger om hem zo vaak te
bezoeken
als hij nodig zou hebben. Hoewel verzoeker wordt verdacht van een strafbaar feit dat valt onder de Wet terroristische misdrijven, is hooguit sprake van een kwalificatie van de handelingen als bijvoorbeeld opruiing. Dat verzoeker onder de aandacht van
het Psychisch Medisch Overleg is gebracht heeft nog geen enkel effect op verzoeker gehad en is totaal onvoldoende om zijn plaatsing op de Terroristen Afdeling te kunnen rechtvaardigen. Verzoeker hoort thuis op een psychiatrische afdeling en is ook
bereid zich in een psychiatrisch ziekenhuis te laten opnemen. Terugkoppeling naar verzoeker van de gepretendeerde speciale aandacht heeft geleerd dat vooralsnog niemand bij hem op bezoek is geweest om over zijn psychische problemen te spreken.

Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt naar voren dat verzoeker op 29 september 2006 is geplaatst op de Terroristen Afdeling. Verwezen wordt naar de selectiebeslissing van 22 september 2006 en de beslissing op bezwaar van 4 oktober 2006.
Dat verzoeker psychische problemen heeft was uit informatie van het Openbaar Ministerie bekend. Daarom is hij ook direct na zijn plaatsing onder de aandacht gebracht van het Psychisch Medisch Overleg gericht op het besteden van aandacht aan verzoekers
problematiek. Op 5 oktober 2006 is hij bezocht door een psycholoog. Verzoeker had toen slechts een aantal vragen over de medicatie in verband met zijn epilepsie. Hoewel vooralsnog niet is gebleken van (ernstige) psychiatrische problematiek, zal de aan
de Terroristen Afdeling verbonden psychologe verzoeker samen met de psychiater bezoeken gericht op het doen van onderzoek. Mocht daaruit de noodzaak blijken tot overplaatsing van verzoeker naar een andere inrichting, bijvoorbeeld een psychiatrische
inrichting, dan kan daartoe worden besloten. Zoals uit de toelichting op artikel 20a van de Regeling blijkt, gaat het bij informatie van het GRIP of het Openbaar Ministerie waaruit blijkt dat een plaatsing op de Terroristen Afdeling niet is ge?ndiceerd
om contra-indicaties waar het onderzoeksbelangen betreft. Indien daarvan sprake is kan het GRIP of het Openbaar Ministerie de selectiefunctionaris adviseren niet over te gaan tot plaatsing. In tegenstelling tot wat de raadsvrouw aanvoert, heeft de
officier van justitie niet getracht de selectiefunctionaris ervan te overtuigen dat plaatsing van verzoeker in de Terroristen Afdeling geen goed idee zou zijn. De officier van justitie was aanvankelijk onbekend met de geldende regelgeving, doch kon
zich
vinden in de voornemens tot plaatsing van verzoeker in de Terroristen Afdeling nadat hem de regelgeving was uitgelegd en toegelicht. Verzoeker is geplaatst in een zogenaamd individueel regime, zodat van be?nvloeding door anderen geen sprake kan zijn.

2. De beoordeling
Bij Regeling van 15 september 2006 houdende wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden welke op 18 september 2006 inwerking is getreden is artikel 20a ingevoegd op grond waarvan gedetineerden in de Terroristen
Afdeling kunnen worden geplaatst die:
a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf;
b. al dan niet onherroepelijk zijn veroordeeld wegens een terroristisch misdrijf;
c. voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de
inrichting;
tenzij uit informatie van het GRIP of het Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling niet is geïndiceerd.

De Terroristen Afdeling Nieuw Vosseveld is aangewezen als huis van bewaring en gevangenis voor mannen en vrouwen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, gelet op de inlichtingen van de selectiefunctionaris en de meegestuurde stukken waaruit blijkt dat verzoeker onder meer wordt verdacht van overtreding van artikel 289a van het
Wetboek van Strafrecht (samenspanning met terroristisch oogmerk) en er aandacht is voor zijn psychische gesteldheid, niet het geval. De gestelde bezoekproblemen zijn, wederom naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, onvoldoende zwaarwegend om tot
een ander oordeel te kunnen komen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris op

secretaris voorzitter

Naar boven