Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1494/GB, 12 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1494/GB

Betreft: [klager] datum: 12 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.P.F. Hoens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 mei 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 28 mei 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid te Arnhem. Op 18 augustus 2005 is hij op eigen verzoek overgeplaatst naar het h.v.b./ISD Utrecht te Nieuwegein. Op 31 januari 2006 is hij geplaatst in
de gevangenis/ISD Utrecht te Nieuwegein, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) als volgt toegelicht.
Klager wordt tegengeworpen dat hij niet in groepsverband gedetineerd zou willen zijn. Gedurende zijn verblijf in inrichtingen de afgelopen jaren heeft klager echter vaak en veel in groepsverband gefunctioneerd. Hij heeft ervaren dat dit geen enkel
probleem oplevert. Iets anders is het volgen van therapie in groepsverband. Bij het nut daarvan heeft klager in zijn specifieke situatie veel twijfels. In de afgelopen detentieperiodes heeft behandeling in detentieverband helaas nimmer tot een
oplossing
geleid. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat een verblijf in inrichtingen met een gemeenschappelijk regime niet mogelijk zou zijn. Klager kan en wil best te midden van anderen gedetineerd zijn. Hij heeft ervaren dat hij vanwege zijn persoon en
ervaring een positieve invloed op anderen heeft en zodoende een bijdrage kan leveren aan het detentieklimaat. De selectiefunctionaris verwijst naar zijn positieve inzet tijdens het programma Terugval Preventieve Middelen. Klager heeft inmiddels beide
onderdelen met succes gevolgd en hij kijkt met goede herinneringen terug op de programma’s. Hij vond het leuk en leerzaam om met anderen te werken. Klager heeft hiermee laten zien wel degelijk in staat te zijn om tussen groepen medegedetineerden te
kunnen functioneren. Klager wil graag deelnemen aan het penitentiair programma, maar doordat hij nog veel openstaande boetes heeft bij het Centraal Justitieel Incassobureau komt hij hiervoor niet in aanmerking. Klager zal deze openstaande boetes
gedurende zijn detentie houden, hij heeft doodgewoon het geld niet om ze te betalen. Klager neemt niet deel aan de gemeenschappelijke arbeid in verband met zijn arbeidsongeschiktheid. Aanvankelijk ontving klager een arbeidsongeschiktheidstoelage, welke
is ingetrokken. Tegen deze intrekking heeft klager beklag en beroep ingesteld en een verzoek om bemiddeling bij de medisch adviseur ingediend. Klager heeft veel belang bij detentiefasering. Aan het eind van zijn detentie dient hij zijn leven buiten
weer
op de rails te kunnen krijgen. Ook bij hem dient de overgang naar het gewone leven gefaseerd te kunnen geschieden. Met het oog hierop is een plaatsing in een b.b.i. ideaal. Het einde van klagers detentie is in zicht, in december komt hij vrij. Juist nu
moet worden toegewerkt naar dat einde. Verder stelt klager dat hij in januari 2005 niet met begeleiding of tijdens een verlof naar Kairos (verslaving- en behandelingsinstelling) te Nijmegen is gegaan, maar tijdens een schorsing. Klager heeft zich toen
zelf weer bij de politie gemeld.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In het beroepschrift wordt verwezen naar het niet terugkeren van een intake bij Kairos. Aan klager was destijds verlof verleend teneinde een intake te ondergaan. Het gaat hierbij echter niet om dit ene incident, maar meer om de gehele detentie van
klager. Klager heeft een lange staat van dienst voor wat betreft het aantal detenties. Uit rapportage is gebleken dat klager zich aan zijn begeleiders heeft onttrokken op weg naar of van het intakegesprek bij Kairos. Klager is verslaafd aan heroïne en
staat thans op een onderhoudsdosis methadon. Tussen de directie van de inrichting en klager is er wat onenigheid met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid. Volgens klager is hij arbeidsongeschikt en de inrichtingsarts heeft bepaald dat klager wel
de
nodige lichte of aangepaste werkzaamheden kan verrichten. Klager weigert dit en als gevolg hiervan verblijft hij heel veel op cel. Ook heeft hij heel nadrukkelijk aangegeven dat hij niet groepsgeschikt is en op grond hiervan niet in behandeling wil
voor
zijn verslaving en op een verslaafden begeleidingsafdeling (v.b.a.) geplaatst wil worden. Opmerkelijk is dat klager enerzijds aangeeft absoluut arbeidsongeschikt te zijn, maar aan de andere kant graag in een b.b.i. geplaatst wil worden om daar te
werken
in de buitenlucht. Aangezien zijn verslaving en het onderhoud ervan hem de afgelopen jaren telkens weer in de problemen hebben gebracht, lijkt het niet vreemd dat er juist interventie gepleegd dient te worden met betrekking tot die verslaving. Dit zou
kunnen door plaatsing in een verslavingskliniek of in een gevangenis met een v.b.a. Klager wil hier echter niks van weten en geeft aan groepsongeschikt te zijn. Gelet op bovenstaande en het advies van de inrichting wordt klager niet geschikt geacht
voor
plaatsing in een b.b.i., waar overigens toch een grote mate van groepsgeschiktheid wordt vereist.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij
de
beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit het selectierapport van de gevangenis/ISD Utrecht te Nieuwegein is gebleken dat klager niet aan zijn verslavingsproblematiek wil werken en zichzelf niet groepsgeschikt acht. Op deze gronden wordt klager niet geschikt geacht voor plaatsing
in
een b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan gelet hierop, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 12 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven