nummer: 06/1262/GM
betreft: [klager] datum: 6 oktober 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam te Hoogvliet,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 9 mei 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te worden gehoord. Hoewel klager op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting
verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan het h.v.b./ISD Rotterdam is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19 april 2006, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Hij kan moeilijk arbeid verrichten omdat hij moeilijk ter been is en last heeft van zijn armen. Hij wordt echter niet arbeidsongeschikt verklaard.
De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager is uitgebreid bekend bij de medische dienst. Hij heeft verschillende malen het spreekuur van de arts en
de verpleegkundige bezocht. Telkens komt hij met vage klachten aan de knieën, ellebogen en heupen. Hij voelt een ontsteking per de volgende week aankomen en meldt zich daarop ziek. Telkens is uit onderzoek geen duidelijke klacht naar voren gekomen. Een
laboratoriumonderzoek levert geen afwijkende uitslag op. Op de arbeid is men hem tegemoet gekomen en heeft men hem zittend werk aangeboden. Dit weigert hij echter. Zijn doel is een arbeidsongeschiktheidsverklaring te verkrijgen. Er is geen enkele
aanwijsbare reden waarom klager arbeidsongeschikt zou zijn.
3. De beoordeling
Klager meent dat hij ten onrechte niet arbeidsongeschikt wordt verklaard. Uit de stukken waaronder het medisch dossier is gebleken dat klager veelvuldig is gezien door de inrichtingsarts en onderzocht is op zijn klachten. Hieruit is niets
objectiveerbaars naar voren gekomen. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, L.E.M. Kleipool en prof.dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 oktober 2006
secretaris voorzitter