nummer: 06/1434/GA
betreft: [klager] datum: 6 oktober 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 29 maart 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij het Paviljoen IV-A Demersluis te Amsterdam.
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a) het te laat uitreiken van de televisie van klager na de afloop van zijn disciplinaire straf
b) het feit dat klager gedurende zijn disciplinaire straf huur heeft betaald voor zijn televisie zonder dat hij hierover kon beschikken
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager vraagt aandacht voor de lange termijn waarop de beklagrechter op de klacht heeft beslist. Klager heeft zijn klacht op 28 november 2005 bij de commissie van toezicht ingediend. De beklagrechter heeft over deze klacht op 29 maart 2006 uitspraak
gedaan welke klager op 23 mei 2006 heeft ontvangen. Klager heeft een disciplinaire straf van drie dagen op zijn cel opgelegd gekregen. Klager had gedurende die dagen geen televisie op zijn cel maar moest hiervoor wel huur betalen. Klager vindt dit
onterecht. Hij zit al vier jaar gedetineerd en heeft in andere gevangenissen in voorgenoemd geval nooit huur hoeven te betalen voor zijn televisie, alleen in deze gevangenis.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Voor zover klager heeft bedoeld dat zijn beroep gegrond moet worden verklaard omdat de beklagrechter niet binnen de in artikel 67, eerste lid, van de Pbw, gestelde termijn op de klacht heeft beslist, overweegt de beroepscommissie dat aan de
overschrijding van die termijn door de wetgever geen gevolgen zijn verbonden en er geen aanleiding bestaat om het beroep om die reden gegrond te verklaren.
De beroepscommissie komt ten aanzien van de klacht onder a) tot het oordeel dat het een beslissing van de directeur betreft die klager individueel heeft geraakt en waartegen op grond van artikel 60 Pbw beklag open staat. De directeur heeft aan de
beklagrechter toegelicht waarom met vertraging is gereageerd op het verzoek van klager om het uitreiken van zijn televisie na ommekomst van zijn disciplinaire straf. Vanwege de bestemming van de afdeling als extra beveiligde afdeling geldt een maximum
van drie geopende deuren uit het oogpunt van penitentiaire beheersbaarheid. Op het moment van het openen van de vierde deur kon de orde en rust en veiligheid derhalve niet meer worden gegarandeerd. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing
van de directeur om de televisie enige tijd later dan gebruikelijk (ongeveer een half uur) uit te reiken in verband met de orde en veiligheid in de inrichting niet onredelijk of onbillijk is en verklaart de klacht onder a) ongegrond.
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de klacht onder b) kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. In de huisregels wordt uitdrukkelijk vermeld dat wanneer de
disciplinaire
straf van opsluiting ten uitvoer wordt gelegd in de eigen cel van gedetineerde, het hem niet toegestaan is een televisietoestel op cel te hebben. Tevens staat in de huisregels bij de verhuur van televisie dat de gedetineerde bij een disciplinaire straf
of ordemaatregel geen huurgeld of kosten voor het aansluitpunt terugkrijgt. Dit zijn algemeen in de inrichting geldende regelingen en derhalve niet beklagwaardig in de zin van artikel 60 Pbw. De klacht onder b) is niet-ontvankelijk en het beroep ten
aanzien van deze klacht zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt ten aanzien van de klacht onder a) de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
De beroepscommissie verklaart ten aanzien van de klacht onder b) het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schinkel, secretaris, op 6 oktober 2006
secretaris voorzitter