nummer: 06/1651/GA
betreft: [klager] datum: 25 september 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2006 van de beklagcommissie bij de afdeling voor psychologisch onvolwassenen Zuid te Middelburg,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2006, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, is klager gehoord.
De directeur van de afdeling van psychologisch onvolwassenen Zuid heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het herhaald weigeren om gegeven opdrachten van het personeel op te volgen, daadwerkelijk fysiek agressief gedrag naar personeel, het vervolgens wederom
weigeren herhaald gegeven opdrachten van het personeel op te volgen, waardoor het personeel moest ingrijpen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De afdeling waar klager verbleef moest gaan luchten. Op weg naar de luchtplaats zag klager een bekende op een andere afdeling. Klager wilde graag weten hoe lang die bekende moest zitten. Zij hebben dat in gebarentaal aan elkaar duidelijk gemaakt. De
p.i.w.-er stond beneden waardoor hij die andere jongen niet kon zien. Hij zei tegen klager dat hij te laat was. Terwijl hij dat zei liepen er nog anderen naar de luchtplaats. Klager wilde graag luchten. De p.i.w.-er gaf klager een vuistslag. Omdat
klager wegdraaide, kwam de vuistslag op de zijkant van zijn gezicht terecht. Er kwamen andere p.i.w.-ers bij die klager naar achteren trokken. In die beweging naar achteren verloor klager zijn evenwicht waardoor zijn been omhoog kwam. Klager heeft geen
(karate)trap gegeven. Hij moest de isoleercel in. Hij wilde graag zijn verhaal doen, maar de directeur zei tegen hem dat hij niets te vertellen had.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager heeft tijdens het luchtmoment op weg naar de luchtplaats in gebarentaal gecommuniceerd met een medegedetineerde van een andere afdeling. Vervolgens is klager opgedragen terug te gaan naar zijn cel, hetgeen hij weigerde. Het niet opvolgen van een
door of namens de directeur gegeven bevel is onverenigbaar met de orde en veiligheid in de inrichting. De beslissing van de directeur om een disciplinaire straf op te leggen is niet onredelijk of onbillijk. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat
klager de p.i.w.-er een (karate)trap heeft gegeven, nu dat ook niet kan volgen uit het door de andere p.i.w.-er op[gemaakte verslag. De beroepscommissie neemt voorts in aanmerking dat de p.i.w.-er klager met zijn vuist heeft geslagen, zij het nadat de
klager p.i.w.-er had weggeduwd. Overigens ontbreekt ter zitting in hoger beroep een nadere toelichting van de directeur. Alle omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang bezien is de beroepscommissie van oordeel dat, gelet op de
hardnekkige weigering van klager om aan de gegeven opdrachten te voldoen, een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel zeker gerechtvaardigd was. Gelet echter op hetgeen hiervóór is overwogen omtrent de feitelijke gang van zaken voor zover
deze duidelijk is kunnen worden, is een straf van veertien dagen te lang en acht de beroepscommissie een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een strafcel redelijk. Voor zover de disciplinaire straf langer heeft geduurd wordt het meerdere
niet redelijk en billijk geacht. Derhalve kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en dient het beklag in zoverre gegrond te worden verklaard.
Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt komt aan klager ter zake van het door hem ondervonden ongemak een financiële tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op
€
60,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de disciplinaire straf langer heeft geduurd dan acht dagen, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 60,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en L. Diepenhorst MPA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 25 september 2006
secretaris voorzitter