nummer: 06/1113/GA
betreft: [klager] datum: 29 augustus 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 19 april 2006 van de beklagcommissie bij de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juni 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is [...], unit-directeur bij de gevangenis De IJssel, gehoord. Klager is niet verschenen en op zijn verzoek is de verdere behandeling
aangehouden. Van hetgeen ter zitting is besproken is een verslag opgemaakt en aan klager verzonden.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juli 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is klager alsnog gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Dit was de derde keer dat klager in de isoleercel werd geplaatst. Daarna is het nog een keer voorgekomen. Er was een reden voor het feit dat klager trammelant maakte. Het ging om een principekwestie. De boosdoener is een penitentiair inrichtingswerker
(p.i.w.-er).
Klager had op 12 december 2005 een afspraak met het afdelingshoofd. Deze afspraak ging niet door omdat het afdelingshoofd al naar huis was en dat kwam de p.i.w.-er aan klager vertellen. Het was al de tweede keer dat de afspraak niet doorging en klager
zei tegen de p.i.w.-er “bel hem maar”.
Het kan niet zo zijn dat klager volgens het rapport heeft gezegd “zet me maar in de iso”, en dan vervolgens tegensputtert als hij naar de isoleercel moet. Klager voelde het al aankomen en heeft zijn celdeur gebarricadeerd. Er is geprobeerd om klager
over te halen om toegang tot de cel te verlenen, maar klager zei “kom me maar halen”. Klager heeft het matras weggehaald, waarop het interne bijstandsteam (IBT) binnenkwam en klager in de hoek drukte. Klager werd dubbelgevouwen en zijn hoofd werd tegen
de muur gebonkt. Vervolgens is klager op een kar gegooid en is daarop vervoerd. Klager heeft tijdens het verblijf in de isoleercel om een arts gevraagd omdat hij dacht dat zijn pols was gebroken. De arts vond het niet nodig om langs te komen. Klager
was
tengevolge van het voorval gewond en had striemen op zijn polsen en wondjes op zijn hoofd. Klager wil dat de eerder genoemde p.i.w.-er door de beroepscommissie wordt gehoord.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager bedreigde iedereen die in de buurt kwam. Hij is uiteindelijk door een intern bijstandsteam naar de isoleercel gebracht. Het is goed mogelijk dat hij zere polsen van de handboeien heeft gekregen. Overigens is het mogelijk dat het afdelingshoofd
een steek heeft laten vallen, waardoor klager boos is geworden.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om de p.i.w.-er als getuige te horen af.
Uit het rapport met betrekking tot het voorval op 12 december 2005 blijkt dat klager boos was dat zijn afspraak met het afdelingshoofd niet doorging. Klager heeft daarop zijn celdeur met zijn matras en stoelen gebarricadeerd. Nadat het matras en de
stoelen waren weggehaald heeft het IBT klager uit zijn cel gehaald en hem naar de isoleercel gebracht.
De beroepscommissie acht niet onbegrijpelijk dat klager door een en ander teleurgesteld was. Dit rechtvaardigt klagers reactie echter niet. Gelet op het vorenstaande was er voldoende aanleiding om aan klager de ordemaatregel van afzondering op te
leggen. De beslissing van de directeur is, alle omstandigheden in aanmerking genomen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 29 augustus 2006
secretaris voorzitter