Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1658/TR, 6 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Wachttermijn  v

Uitspraak

nummer: 06/1658/TR

betreft: [klager] datum: 6 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. W. Anker om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft naar aanleiding van de uitspraak van de beroepscommissie met zaaknummer 05/2937/TR en 06/271/TR van 30 mei 2006 klagers wachtlijstdatum bepaald op 4 september 2005.

2. De feiten
Bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 27 december 2001 is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De datum van vervroegde
invrijheidsstelling (v.i.-datum) uit die gevangenisstraf is 3 september 2010, waarna klager subsidiaire hechtenis van 14 dagen dient te ondergaan en aansluitend daaraan op 17 september 2010 klagers tbs zal aanvangen.
Bij uitspraak met zaaknummer 05/2937/TR en 06/271/TR van 30 mei 2006 heeft de beroepscommissie klagers beroep beslissingen van de Minister tot het niet na eenderde van de gevangenisstraf plaatsen in een tbs-inrichting onderscheidenlijk tot het bepalen
van klagers wachtlijstdatum op de v.i.-datum gegrond verklaard, de bedoelde beslissing van de Minister vernietigd en de Minister opgedragen om binnen een maand na ontvangst van en met inachtneming van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Bij brief van 28 juli 2006 heeft de Minister klager bericht dat zijn wachtlijstdatum naar aanleiding van de bovenvermelde uitspraak van de beroepscommissie is bepaald op 4 september 2005, dat klager op een centrale wachtlijst is geplaatst en dat niet
valt te zeggen wanneer klagers plaatsing in een tbs-kliniek zal worden gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Ten tijde van het indienen van het beroep had de Minister niet voldaan aan de opdracht van de beroepscommissie om binnen een maand een nieuwe beslissing te nemen. Pas op 1 augustus 2006 heeft hij het bericht van 28 juli 2006 van de Minister ontvangen.
De Minister heeft derhalve een maand te laat beslist en realiseert zich kennelijk niet welke onrust en emoties dit met zich meebrengt bij klager en zijn gezin. Dit is niet slechts een slordigheid, maar een vorm van minachting voor uitspraken van de
beroepscommissie en het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) en naar klager. Klager acht de verklaring van de Minister dat wel binnen een maand is beslist, maar is verzuimd klager daarvan tijdig mededeling te doen ongeloofwaardig.
Met de nieuwe wachtlijstdatum is klager uiteraard blij. Hiermee staat hij langer dan zes maanden op de wachtlijst voor plaatsing in een tbs-kliniek. Gelet op de uitspraak van het EHRM over de passantentijd van passanten dient hij derhalve per direct in
een kliniek geplaatst te worden. Verder uitstel is niet acceptabel en in strijd met de wet- en regelgeving.
De Minister heeft de beroepscommissie op het verkeerde been willen zetten door haar het door het Hof vernietigde vonnis in eerste aanleg mee te sturen en niet de uitspraak van het Hof, waarin de in eerste aanleg opgenomen clausule dat hij pas na het
volledig uitzitten van zijn gevangenisstraf voor tbs in aanmerking zou komen is vernietigd. Bovendien heeft de Minister nagelaten de beroepscommissie aanvullende multidisciplinaire rapportage van het Pieter Baan Centrum toe te sturen. In deze
rapportage
is gesteld dat klager zo spoedig mogelijk dient te worden opgenomen en voorts aangegeven onder welke voorwaarden de behandeling dient te geschieden.
Voorts komt hij derhalve in aanmerking voor een schadevergoeding voor de overschrijding van zijn wachttermijn van zes maanden. Per 4 september 2006 is die schadevergoeding al opgelopen tot € 2350,=. Voorts wenst hij een compensatie vanwege de
onbehoorlijke handelwijze van de Minister jegens hem.

Namens de Minister is inzake het beroep bij schrijven van 24 augustus 2006 het volgende standpunt naar voren gebracht.
Binnen een maand na de uitspraak van de beroepscommissie is klagers wachtlijstdatum gewijzigd en bepaald op 4 september 2005. Verzuimd is klager daarvan tijdig in kennis te stellen. Eerst bij brief van 28 juli 2006 is klager van de nieuwe
wachtlijstdatum op de hoogte gesteld. Het beroep zal derhalve formeel gegrond zijn. Voor het overige heeft klager geen belang meer bij het beroep.
Klager kan niet met onmiddellijke ingang in een tbs-kliniek opgenomen worden. Hij staat thans op de wachtlijst van een tbs-kliniek. Plaatsing in die kliniek is, gelet op het capaciteitstekort, afhankelijk van de doorstroomsnelheid in die kliniek. Dit
is
overigens niet in strijd met de uitspraak van de beroepcommissie 05/2937/TR en 06/271/TR van 30 mei 2006. Het beroep zal derhalve materieel ongegrond zijn.

4. De beoordeling
Bij uitspraak 05/2937/TR en 06/271/TR van 30 mei 2006 heeft de beroepscommissie de Minister opgedragen een nieuwe beslissing te nemen vanwege vernietiging van een tweetal beslissingen:
1) de fictieve beslissing van de Minister om klager omstreeks eenderde na het uitzitten van zijn gevangenisstraf niet te plaatsen in een tbs-inrichting (05/2937/TR) en
2) de beslissing dat klager niet na tenuitvoerlegging van eenderde van de hem opgelegde gevangenisstraf wordt geplaatst op de wachtlijst voor plaatsing in een tbs-inrichting, maar vanaf de v.i.-datum en aansluitende aanvang van zijn tbs op (toen) 3
(thans 17) september 2010 (06/271/TR).

Ten tijde van het indienen van beroep had de Minister geen nieuwe beslissing genomen, althans niet enige beslissing schriftelijk meegedeeld aan klager dan wel de beroepscommissie, ondanks de gegeven opdracht om binnen een maand na ontvangst van die
uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. In het kader van de rechtspositie van klager mag in redelijkheid van de Minister worden verlangd dat hij schriftelijk kenbaar maakt dat een nieuwe beslissing is genomen. Hangende het onderhavige beroep, op 28
juli 2006, heeft de Minister een nieuwe beslissing aangaande de bepaling van de wachtlijstdaum op schrift gesteld, zodat er van moet worden uitgegaan dat op die datum de nieuwe beslissing is genomen. Deze beslissing heeft klager op 1 augustus 2006
ontvangen.
Hoewel deze handelwijze van de Minister grote onzekerheid voor klager heeft meegebracht, is dit geen grond om het beroep gegrond te verklaren. Van belang is dat de Minister wel een nieuwe beslissing heeft genomen, deze beslissing met inachtneming van
bovenvermelde uitspraak de bepaling van de wachtlijstdatum op 4 september 2005 behelst en dat dit is wat klager heeft willen bereiken.
Het beroep zal wat betreft de bepaling van de wachtlijstdatum derhalve ongegrond worden verklaard.

Voor zover het beroep ziet op het uitblijven van een beslissing tot plaatsing in een tbs-inrichting wordt het volgende overwogen.
Blijkens op 18 en 22 augustus 2006 ontvangen beroepen van klager, heeft de Minister op 14 augustus 2006 en 17 augustus 2006 op grond van artikel 76 Penitentiaire beginselenwet (Pbw) beslissingen genomen betreffende opeenvolgende verlengingen van
klagers
wachttermijn als Fokkenswachtende vanaf 3 maart 2006 tot en met 27 november 2006. In die zin kan de Minister worden geacht te hebben voldaan aan de opdracht tot het nemen van een nieuwe beslissing aangaande vervroegde plaatsing van klager als bedoeld
in artikel 76 Pbw.
In die zin kan klagers beroep ook wat betreft dit onderdeel niet slagen. Klagers beroepen tegen genoemde beslissingen zijn in behandeling genomen onder het nummer 06/2086/TP respectievelijk het nummer 06/2133/TP. Bij de behandeling van die beroepen zal
inhoudelijk worden ingegaan op klagers argumenten dat een langere wachttijd niet acceptabel en in strijd met de wet- en regelgeving is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr.drs. F.A.M. Bakker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 6 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven