nummer: 06/714/TB
betreft: [klager] datum: 29 september 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een beslissing van 15 februari 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 29 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn klaagster en namens de Minister, [...], gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klaagster te plaatsen in FPK Oldenkotte te Rekken (hierna: Oldenkotte).
2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Minister heeft op 15 februari 2006 beslist klaagster te plaatsen in Oldenkotte. Deze plaatsing is op 3 april
2006 gerealiseerd.
3. De standpunten
Klaagster kan zich niet verenigen met haar plaatsing in Oldenkotte. De overwegingen die geleid hebben tot haar plaatsing in Oldenkotte hebben betrekking op haar toestand van een jaar tot anderhalf jaar geleden. Op dat moment verkeerde zij in extreme
omstandigheden, waardoor haar geestelijke gezondheid niet in orde was. Inmiddels heeft klaagster veel vorderingen gemaakt wat betreft zelfcontrole en impulsiviteit en gaat het prima met haar. Bij klaagster zijn tests afgenomen voor de diagnose. Zij
volgt een ‘delictketen’ en psychotherapie. Klaagster meent dat zij geen persoonlijkheidsstoornis heeft. Plaatsing in een tbs-instelling is niet de juiste oplossing. Zij wil naar een resocialisatieafdeling. In het verleden is klaagster vanuit de
pychiatrie zo op straat gezet. Dat wil zij nu voorkomen. Oldenkotte is niet de juiste zorginstelling voor haar. In Oldenkotte wordt haar medegedeeld dat zij zo snel mogelijk uit de tbs moet. Zij begrijpt wel dat om te resocialiseren zij moet bouwen.
Zij
weet echter wat voor delict ze heeft gepleegd en voor psychotherapie hoeft ze niet in een tbs-kliniek te verblijven.
De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Bij arrest van 24 februari 2005 is klaagster veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf en ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege. Aan deze veroordeling lag een
onderzoek naar de persoonlijkheid van klaagster ten grondslag. De Minister is gehouden zorg te dragen voor de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechter. Oldenkotte is aangewezen als plaats waar de terbeschikkingstelling ten uitvoer kan worden
gelegd. Door klaagster zijn geen feiten en omstandigheden, anders dan de betwisting van de inhoud van de rechterlijke uitspraak, naar voren gebracht die nopen tot het oordeel dat haar ter beschikkingstelling niet in Oldenkotte ten uitvoer zou kunnen
worden gelegd. De tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling wordt zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij. Dit impliceert dat ook ten aanzien van
klaagster
door Oldenkotte gestreefd zal worden naar een terugkeer in de samenleving. Klaagster is in Oldenkotte haar ‘delictketen’ gestart. Aansluitend volgt een risicotaxatie en een persoonlijkheidsonderzoek. Begeleid verlof behoort volgens Oldenkotte tot de
mogelijkheden. In Oldenkotte krijgt klaagster zorg en steun. Zij zal niet zomaar op straat worden gezet. Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.
4. De beoordeling
Voor zover klaagster meent dat aan haar ten onrechte door de rechter een tbs-maatregel is opgelegd, valt dit buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure. De beroepscommissie is op geen enkele wijze bevoegd hierover te oordelen. Klaagster heeft de
mogelijkheid haar bezwaren tijdens de behandeling van de verlengingsprocedure van de tbs-maatregel voor te leggen aan de rechter die over de verlenging beslist. In de onderhavige procedure gaat het uitsluitend om bezwaren tegen plaatsing in dan wel
overplaatsing naar een bepaalde tbs-inrichting.
Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.
De Minister heeft de beslissing tot plaatsing van klaagster genomen met inachtneming van klaagsters geslacht, haar intelligentie, de ten aanzien van haar gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico,
alsmede
de bestaande wachtlijsten.
Klaagster heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen. De beroepscommissie heeft begrip voor de wens van
klaagster zo snel mogelijk naar een resocialisatieafdeling te gaan, maar daartoe zal zij echter eerst het klinisch gedeelte van haar behandeling moeten doorlopen. Uit de toelichting van de Minister ter zitting is gebleken dat klaagster goed meewerkt in
de inrichting en dat begeleide verloven tot de mogelijkheden kunnen behoren. Dit kan echter niet tot een ander oordeel leiden. Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klaagster te plaatsen in Oldenkotte niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, mr. H. Heijs en dr. M. Smit, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 29 september 2006
secretaris voorzitter