Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0622/TB, 20 september 2006, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/622/TB

betreft: [klager] datum: 20 september 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 1 maart 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord mr. N.A. Heidanus, raadsman van klager, en namens de Minister [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het
ministerie van Justitie.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager vanuit de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te utrecht (hierna: Van der Hoevenkliniek) over te plaatsen naar de tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 31 maart 2003 is klager opgenomen in de Van der Hoevenkliniek. Bij schrijven van 31 januari 2006 heeft deze
kliniek
de Minister verzocht klager te herselecteren. Klager is op 27 februari 2006 gehoord over de voorgenomen beslissing klager over te plaatsen naar De Kijvelanden. De Minister heeft op 1 maart 2006 beslist klager naar die inrichting over te plaatsen. Deze
overplaatsing is op 15 maart 2006 gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met de redenen voor de overplaatsing, die naar zijn mening onjuist en ondeugdelijk zijn. Uit de stukken blijkt niet dat klager is overgeplaatst in verband met de in artikel 11 Bvt vermelde eis van de bescherming van de
maatschappij. Evenmin kan de in artikel 11 Bvt genoemde eis van het belang van de behandeling de overplaatsing rechtvaardigen, daar ten onrechte door de Van der Hoevenkliniek wordt gesuggereerd dat klager niet aan zijn behandeling heeft meegewerkt. Hij
heeft in die inrichting geen reële behandelkans gehad, met name daar hij zonder deugdelijke grond van allerlei zaken werd beschuldigd en beperkende maatregelen kreeg opgelegd, hetgeen voor hem negatief heeft uitgepakt, maar ook voor zijn partner en
zijn
zoontje. Hierdoor kwam hij in een vicieuze cirkel. Klager heeft vele beklagzaken ingediend, die nog door de beklagcommissie moeten worden behandeld. Hij is onder meer beschuldigd van oplichting, maar uit politieonderzoek is daarvan niet gebleken. Er is
een soort hetze tegen klager gevoerd. Hij werd er door de kliniek van beschuldigd een stuk over de inrichting voor de Telegraaf te hebben geschreven. Klager onderkent wel dat hij fouten heeft gemaakt, maar is van mening dat de kliniek eveneens fouten
heeft gemaakt. Naar zijn idee waren er nog wel mogelijkheden om met elkaar verder te gaan. Klager meent dat het de laatste tijd de goede kant op ging met zijn behandeling, maar volgens de kliniek zou sprake zijn van een schijnaanpassing.
Klager heeft verder nog als minder principieel bezwaar tegen de overplaatsing aangevoerd dat zijn familie hem vanwege de reisafstand minder vaak in De Kijvelanden zal kunnen bezoeken.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Tot overplaatsing kan worden beslist met inachtneming van de in artikel 11 Bvt genoemde eisen, die met elkaar samenhangen. In dit geval is beslist tot overplaatsing op verzoek van de Van der Hoevenkliniek, waarbij de Minister afgaat op de expertise van
de inrichting. De Minister toetst daarbij of het herselectieverzoek in de lijn van andere stukken, zoals verlengingsadviezen, ligt en voldoende is gemotiveerd. Blijkens de stukken heeft de Van der Hoevenkliniek voldoende behandelinspanningen verricht,
maar is de behandeling desondanks gestagneerd. Veel tijd is daarbij opgegaan aan het doorprikken van klagers vele mooie verhalen en het streng controleren van zijn financiële praktijken. Klager is volgens de kliniek blijven steken in een hardnekkig
patroon van mooipraterij en oplichting en komt niet in gesprek over zijn seksueel agressieve delicten die hij steeds deels heeft ontkend en/of vergoelijkt. Zijn narcistische afweer blijft het nodig hebben zich groter en mooier voor te doen dan hij is.
Risico’s op het gebied van seksuele ontlading naar vrouwen blijven daarom aanwezig evenals het risico van oplichting. Uit het verlengingsadvies van De Kijvelanden van 13 juli 2006 blijkt dat klagers afweer zich daar voortzet, dat klager ook daar
probeert de staf aan het werk te zetten en te manipuleren met zaken die niets met de behandeling te maken hebben. Telefonische navraag op 1 augustus 2006 bij De Kijvelanden leert dat de staf steeds helder moet zijn en dat klager afweert. De Kijvelanden
probeert de behandeling op te starten. Klager is inmiddels geïndiceerd voor verschillende programma’s.
Wat betreft klagers bezwaar inzake de reisafstand voor zijn familie, geldt dat het plaatsingsbeleid geen ruimte laat om met reisafstanden van familie rekening te houden.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

De Minister heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op verzoek van de Van der Hoevenkliniek.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Minister in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de naar zijn mening onjuiste en ondeugdelijke gronden voor de overplaatsing kan niet tot een ander oordeel leiden. Wat er ook zij van klagers mening dat niet alleen hij, maar ook de kliniek fouten heeft gemaakt
en
dat er naar zijn mening nog behandelmogelijkheden aanwezig waren, in elk geval komt uit de stukken duidelijk naar voren dat de door de kliniek voorgestane behandeling niet van de grond is gekomen, dat de behandeling in de Van der Hoevenkliniek na drie
jaar behandelinspanningen als vastgelopen wordt beschouwd en dat een voortzetting van klagers behandeling in die kliniek bij het ontbreken van enige overeenstemming over de behandeling dan ook weinig zinvol is. De wijze waarop door een tbs-inrichting
invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat overigens niet ter beoordeling van de beroepscommissie.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent bezoekmogelijkheden van familieleden kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Indien in alle gevallen rekening zou worden gehouden met de regionale voorkeur van tbs-gestelden, zou dit leiden tot vergroting van
de
wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging van de passantentermijn. Het belang dat tbs-gestelden zo snel mogelijk worden geplaatst en overgeplaatst opdat hun behandeling zo spoedig mogelijk kan aanvangen of kan worden voortgezet
weegt daarom in de regel zwaarder dan eventuele regionale voorkeur. De beroepscommissie is voorts niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio
ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren boven het belang van een overplaatsing op korte termijn naar De Kijvelanden.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar De Kijvelanden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. E. Rood-Pijpers en mr. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 september 2006

secretaris voorzitter

Naar boven