Nummer: 06/1398/GB
Betreft: [klager] datum: 11 september 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 15 mei 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) Torentijd te Middelburg afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 29 maart 2006 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het h.v.b. De Boschpoort te Breda.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar het h.v.b. Torentijd als volgt toegelicht.
De beslissing om het verzoek om overplaatsing af te wijzen, is niet goed gemotiveerd. De enkele verwijzing dat een verblijf in Middelburg niet verantwoord is, is zonder nadere toelichting, volstrekt onvoldoende. Klagers vriendin woont in Terneuzen en
het is voor haar, nu zij niet over eigen vervoer beschikt, vrijwel onmogelijk om hem te bezoeken. De verbindingen met het openbaar vervoer zijn in de provincie Zeeland erg slecht. De verbinding tussen Terneuzen en Middelburg, waarheen klager
overgeplaatst wil worden, is wel goed. Mogelijk is het bezwaar tegen zijn plaatsing aldaar het feit dat een medeverdachte daar is gedetineerd. Omdat alle drie zijn medeverdachten zonder beperkingen gedetineerd zijn in Middelburg, hoeft dat geen bezwaar
meer te zijn. Ook de zaaksofficier van justitie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen klagers overplaatsing. Voor zover een brief aan een medegedetineerde reden zou zijn voor de afwijzing van zijn verzoek, bestrijdt klager die brief te hebben
geschreven. Klager denkt eerder dat die betreffende medegedetineerde hem niet in Middelburg wil hebben. Mogelijk probeert die gedetineerde op deze wijze te voorkomen dat klager wordt overgeplaatst.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van een verzoek van klager zag de selectiefunctionaris in eerste instantie geen aanleiding om klager niet over te plaatsen naar het h.v.b. Torentijd. Omdat de selectiefunctionaris op 11 augustus 2006 een verzoek van de directeur van het
h.v.b. Torentijd ontving, ertoe strekkende klager niet aldaar te plaatsen, heeft de selectiefunctionaris uiteindelijk anders beslist. Reden voor die niet-plaatsing is de vrees dat in het h.v.b. onrust zal ontstaan indien klager daar geplaatst zou
worden. Die onrust wordt verwacht naar aanleiding van een bij de inrichting binnengekomen brief van klager. De selectiefunctionaris heeft in het belang van de ongestoorde tenuitvoerlegging van de detentie ervoor gekozen om klagers verzoek af te
wijzen.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. De beroepscommissie heeft kennis genomen van een bij het h.v.b. Torentijd ingekomen schrijven, op grond waarvan de directeur van dat h.v.b. aan de selectiefunctionaris heeft verzocht om klager niet in dat h.v.b. te plaatsen. Weliswaar wordt
door
klager ontkend dat hij die brief heeft geschreven, maar die ontkenning wordt vooralsnog – bij gebreke aan een nadere feitelijke onderbouwing – onvoldoende aannemelijk geacht. Dat maakt dat de directeur op goede gronden kan vrezen dat de orde en rust in
de inrichting zal worden verstoord indien klager aldaar wordt geplaatst. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen door en namens klager omtrent de beperkte bezoekmogelijkheden naar voren is gebracht, maakt dit oordeel niet anders.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 september 2006
secretaris voorzitter