Nummer: 06/1339/GB
Betreft: [klager] datum: 31 augustus 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Steen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 mei 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager is uitgenodigd voor de zitting van 13 juli 2006, teneinde te worden gehoord door een lid van de Raad. Klager heeft via zijn raadsvrouw te kennen gegeven niet ter zitting te verschijnen en het beroep schriftelijk toe te willen lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 26 augustus 2003 gedetineerd. Klager verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Westlinge te Heerhugowaard. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 28 februari 2006 is het programma
aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de penitentiaire inrichting administratief (PIA) Haarlem. Op 24 april 2006 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. Op 18 april 2006 is hij teruggeplaatst naar het huis van bewaring
(h.v.b.) Haarlem. Vervolgens is klager overgeplaatst naar de penitentiaire inrichtingen Ter Apel. Hij verblijft sinds 27 juli 2006 in de b.b.i. Westlinge.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Terugkijkend op de afgelopen periode realiseert klager zich dat er in de onderlinge communicatie met de reclassering het een en ander is misgegaan. Hij is zich ervan bewust dat hij wellicht de indruk heeft gewekt geen verantwoordelijkheid te willen
nemen voor zijn gedrag. Deze situatie is ontstaan door zijn terughoudendheid op privé-gebied jegens zijn begeleidster en COVA-trainers, omdat hij geen vertrouwen in hen had. Zijn ervaringen in Westlinge en Almere hebben daartoe geleid. Tijdens zijn
eerste gesprek met zijn begeleidster heeft hij dat ook uitgelegd. Het is nooit klagers bedoeling geweest om zijn begeleiders te irriteren en ondermijnend gedrag te vertonen. Het is hem pas tijdens het laatste gesprek duidelijk geworden dat hij
irritaties wekte bij de begeleidster en trainers. Hij heeft tijdens dit gesprek zijn excuses aangeboden en expliciet gevraagd waarom hem dit niet tijdens de training was duidelijk gemaakt. Hun antwoord daarop was dat hij het niet nodig had. Daarnaast
heeft klager zijn begeleidster gevraagd om eens naar een trainingssessie te komen om te kijken hoe het eraan toe gaat. Er worden namelijk tijdens het intakegesprek afspraken voor de training gemaakt die niet worden nagekomen. Klager vindt de training
chaotisch. Het bovenstaande praat klagers gedrag niet goed, maar hij vindt het belangrijk om zijn vertrouwen te geven aan mensen die hem ook serieus nemen.
Zowel klagers mentor als zijn huidige werkgever hebben geen klachten over klager en zijn positief. Klager is op de goede weg en heeft er alles voor over om te werken aan zijn toekomst.
Klagers persoonlijke situatie ligt heel erg gecompliceerd. Tijdens zijn detentie is zijn broer overleden, is zijn relatie die negentien jaar duurde stukgelopen en is zijn moeder ernstig ziek geworden. Klagers moeder moet als gevolg van haar ziekte een
nier missen en is hulpbehoevend geworden. Daarnaast heeft klager een zoon van zestien jaar oud met wie de relatie heel erg achteruit is gegaan. De kans die klager kreeg met zijn p.p. was ideaal om aan de relatie met zijn zoon te werken. Het is dan toch
niet vanzelfsprekend dat hij het zo ver laat komen. Hij heeft er erg veel spijt van dat het zo is gelopen en wil graag de draad weer oppakken.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef in een p.p. Op advies van de directeur van de PIA Haarlem is besloten het programma te beëindigen. Een en ander werd ingegeven door de rapportage van de uitvoeringsverantwoordelijke instantie Reclassering Nederland, unit Amsterdam.
Gelet
op het beschreven gedrag van klager is geconcludeerd dat hij de verantwoordelijkheden niet aankon. Hij is continu grensoverschrijdend bezig. Daarnaast stelt hij zich niet begeleidbaar op.
Hoewel klagers raadsvrouw stelt dat klager beterschap belooft en een tweede kans verdient, is de selectiefunctionaris van mening dat er op dit moment geen sprake kan zijn van een tweede kans, gelet op klagers gedrag gedurende het p.p. Hij had
duidelijke
afspraken met betrekking tot het detentietraject en interventies die via het traject Terugdringen Recidive geïndiceerd waren. Klager heeft hier duidelijk geen boodschap aan gehad.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.
4.2. Uit het schrijven van de reclassering d.d. 11 april 2006 blijkt dat klager per 6 april 2006 is uitgesloten van de COVA-training, een verplicht onderdeel van het p.p. Nu voldoende aannemelijk is geworden dat klager voortdurend de grenzen opzoekt
en daar overheen gaat, totaal geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen gedrag, geen zelfinzicht heeft, zich voortdurend in een slachtofferrol plaatst en zich niet begeleidbaar opstelt, is de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing
van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 31 augustus 2006
secretaris voorzitter