Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1250/GA, 31 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:31-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1250/GA

betreft: [klager] datum: 31 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 april 2006 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juli 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, is gehoord de heer P. van der Noord, unit-directeur bij het h.v.b. Rotterdam.
Klagers raadsman is niet verschenen. Hij heeft voorafgaande aan de zitting een verzoek tot aanhouding gedaan. Daarop is hem telefonisch meegedeeld dat klager in de gelegenheid zal worden gesteld ter zitting van de beroepscommissie om aanhouding van de
behandeling van de zaak te verzoeken.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 4 november 2005, wegens de slechte psychische conditie van klager;
b. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen, ingaande op 16 november 2005, omdat klager heeft aangegeven het niet meer te zien zitten;
c. de verlenging van de ordemaatregel van afzondering met veertien dagen, ingaande op 23 november 2005;
d. de verlenging van de ordemaatregel van afzondering met zeven dagen, ingaande op 7 december 2005.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager is niet gehoord op de diverse te nemen maatregelen. Niet is gebleken dat de gemoedstoestand van klager aan het horen in de weg stond.
De ordemaatregelen van 4 november 2005 en 16 november 2005 en de verlenging van 7 december 2005 zijn niet door maar namens de directeur genomen. Voornoemde gebreken maken de oplegging van de maatregelen nietig.
Klager is vanwege fysieke problemen naar de arts gegaan. Hij had onder meer last van obstipatie en wilde slechts een laxeermiddel. Volgens de medische dienst zat het probleem “in zijn hoofd”. Klager heeft zijn televisie weggedaan omdat hij deze te duur
vond en omdat hij geen zin meer had in televisie kijken. Hij wijst er daarbij op dat hij in de inrichting van verblijf lange tijd geen televisie op cel had om dezelfde redenen. Bij de maatregelen van 4 november 2005 en 16 november 2005 bevinden zich
geen stukken op grond waarvan afzondering kan worden getoetst, behoudens de telkens terugkerende opmerking dat klager zou hebben gezegd dat hij “het niet meer zag zitten”. Klager ontkent dat hij iets dergelijks heeft gezegd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is voor zijn eigen veiligheid in afzondering geplaatst. Alle afzonderingsbeslissingen zijn genomen door de directeur. Hij heeft daartoe gesproken met gedragsdeskundigen. Klagers toestand was zodanig dat de directeur heeft aangedrongen op een
snelle uitplaatsing.
Het klopt dat het afdelingshoofd de beschikking heeft ondertekend. Binnen de inrichting wordt gewerkt met een computerprogramma met templates. Bij de oplegging en mondelinge mededeling van afzonderingsbeslissingen door de directeur is een
afdelingshoofd
aanwezig. Dit afdelingshoofd tikt de beschikking en tekent deze nogal eens in opdracht van de directeur.
Ten aanzien van het horen merkt de directeur het volgende op. Bij de eerder genoemde templates zijn er vier mogelijkheden. In een van de templates ontbreekt de zin ten aanzien van het horen van klager. Er wordt altijd gehoord, tenzij de gedetineerde
door zijn toestand niet is te horen.

3. De beoordeling
Artikel 58, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat de directeur de gedetineerde van elke beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende
en
ondertekende mededeling geeft. De oplegging van de ordemaatregel en de verlenging daarvan is op grond van artikel 5, vierde lid, van de Pbw exclusief voorbehouden aan de directeur. Vaststaat dat tot de afzondering alsmede de verlenging daarvan is
beslist door de directeur. De omstandigheid dat de schriftelijke mededeling namens en in opdracht van de directeur is getekend door het afdelingshoofd maakt dit niet anders.
Overigens is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen ter zitting is aangevoerd en hetgeen uit de stukken naar voren is gekomen niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 31 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven