Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1274/GA, 28 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1274/GA

betreft: [klager] datum: 28 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.D. van Elst, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2006 van de beklagcommissie bij de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Krimpen aan den IJssel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.D. van Elst, en [...], unit-directeur bij voormelde
locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan de arbeid, voor de duur van twee weken, wegens een verkeerde werkhouding en onvoldoende presteren op de werkzaal; en daarnaast de tenuitvoerlegging van een eerder op 1 maart
2006 voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is bij de arbeid éénmaal eerder gewaarschuwd. Die waarschuwing zag niet op zijn arbeidsprestatie, maar had betrekking op het douchen na de arbeid. Klager is van mening dat hij op de arbeid voldoende presteerde. De werkmeester heeft klager, via
medegedetineerden, laten weten dat hij vond dat klager te veel met die medegedetineerden praatte. Dat is hem echter nooit rechtstreeks gezegd. Klager vindt dat daarom ook geen waarschuwing. Aan klager is ook nooit een verslag aangezegd. De directeur
heeft klager medegedeeld dat er verslag was opgemaakt door de werkmeester. Alleen al om die reden kan de beslissing van de directeur niet in stand blijven. Daarnaast is de onderbouwing van de sanctieoplegging onvoldoende, terwijl ook niet is gebleken
van eerdere meldingen of bestraffingen voor soortgelijke feiten. Indien de beslissing van de directeur niet nietig wordt geacht, is de straf te zwaar. Indien de beroepscommissie van mening is dat de opgelegde disciplinaire straf nietig is, dan vervalt
daarmee tevens de beslissing tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Indien dat niet zo is, dan had voor dit feit, dat van geheel andere aard is als waarvoor de voorwaardelijke disciplinaire straf is opgelegd, geen tenuitvoerlegging mogen
worden gelast. Klager is van mening dat, indien het beklag tegen de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf en de tenuitvoerlegging gegrond wordt verklaard, hem een tegemoetkoming moet worden toegekend.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur persisteert bij hetgeen hij schriftelijk en mondeling tegenover de beklagcommissie heeft aangevoerd. De directeur geeft daarbij nog aan dat een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde disciplinaire straf ook mogelijk is voor
andersoortige feiten dan waarvoor die voorwaardelijke disciplinaire straf is opgelegd.

3. De beoordeling
Door en namens klager is aangevoerd dat hem geen verslag is aangezegd terzake van het gestelde negatieve gedrag op de werkzaal. Nu de directeur niet heeft weersproken dat aan klager geen verslag is aangezegd, staat voor de beroepscommissie vast dat dit
verslag feitelijk niet is aangezegd. Op grond van het bepaalde in artikel 50, eerste lid, van de Pbw, mag – zonder mededeling aan de gedetineerde dat een schriftelijk verslag is opgemaakt dan wel opgemaakt zal worden – geen beslissing worden genomen
tot
het opleggen van een sanctie jegens die gedetineerde. Gelet daarop dient het beklag op formele gronden gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat, indien vast zou zijn komen te staan dat dit verslag wel aan klager zou
zijn aangezegd, de directeur op goede gronden tot de bestreden beslissing had mogen en kunnen komen. Dat geldt voor zowel de oplegging van de disciplinaire straf alsook voor de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde sanctie.
Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog – op formele gronden – gegrond moet worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op
€ 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, A.J. Dost en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven