nummer: 06/1107/GA
betreft: [klager] datum: 22 augustus 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
gericht tegen een uitspraak van 19 april 2006 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juni 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de gevangenis De IJssel.
De raadsman van klager, mr. H. Bakker, is in kennis gesteld van de inhoud van het verslag van horen en is in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren, hetgeen hij op 27 juni 2006 heeft gedaan.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing dat klager niet in aanmerking komt voor het traject Terugdringen Recidive (TR-traject).
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is rapportage over klager opgemaakt. Dit gaf aanleiding voor de beslissing om klager niet aan het TR-traject te laten deelnemen. De directeur heeft daar geen invloed op. Het is geen besluit van de directeur. Er is een extern bureau, het
Coördinatiebureau, dat samenwerkt met de reclassering. Het Coördinatiebureau maakt integraal onderdeel uit van de Dienst Justitiële Inrichtingen en rapporteert aan de algemeen directeur. Dit is dus locatieoverstijgend.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt (schriftelijk) toegelicht.
Klager heeft bezwaar tegen de inhoud van twee rapporten.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid wordt opgemerkt dat de Pbw niet vereist dat de directeur de beslissing zelf neemt, maar dat de beslissing door of namens de directeur is genomen. Inhoudelijk bezien kunnen de na het instellen van beroep toegezonden
stukken, gelet op de ex tunc-toetsing van de beroepscommissie, niet in de beoordeling worden betrokken. Indien deze wel in de beoordeling van het beroep worden betrokken, dan zij opgemerkt dat de beroepscommissie niet over alle stukken beschikt. Het
rapport van de psycholoog [...], waarnaar wordt verwezen in het reclasseringsrapport, ontbreekt. Dit klemt des te meer, nu dat rapport volgens het hoofd Coördinatiebureau TR, [...], blijkens haar brief d.d. 27 april 2006, de “basis” heeft gevormd voor
de beslissing het TR-programma van klager te staken.
3. De beoordeling
Een als zodanig uitdrukkelijk genomen beslissing dat klager niet voor het TR-traject in aanmerking komt is niet voorhanden. De wettelijke regels kennen het begrip TR-traject niet als zodanig en bepalen derhalve niet uitdrukkelijk wie tot beslissen over
het TR-traject bevoegd is. De directeur heeft zich op het standpunt gesteld dat van een beslissing door of namens de directeur geen sprake is en namens klager is betoogd dat zulks wel het geval is. Naar het oordeel van de beroepscommissie moet de
beslissing om klager niet in aanmerking te laten komen voor het TR-traject geacht worden te zijn genomen door of namens de directeur. Zulks lijkt overigens ook in overeenstemming met het draaiboek zoals dit is vervat in het Programma Terugdringen
Recidive, DJI z.j., p. 14. Daar is immers sprake van een mandaat door de locatiedirecteur aan het hoofd van het Coördinatiebureau Terugdringen Recidive.
Op 11 juli 2005 heeft de directeur klager bericht dat klager niet in aanmerking komt voor het TR-traject. Dat klager niet voor een dergelijk traject in aanmerking komt, kan naar het oordeel van de beroepscommissie worden gebaseerd op (gedrags)rapporten
van psycholoog en reclassering die in het kader van het ingestelde beroep alsnog zijn overgelegd. De conclusie van deze rapportage luidt dat het inzetten van (gedrags)interventies geen zin heeft.
Het voorgaande betekent dat klager op goede grond door de beklagcommissie in zijn beklag is ontvangen, maar dat het beklag ongegrond dient te worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 22 augustus 2006
secretaris voorzitter