Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1232/GA, 22 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:22-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1232/GA

betreft: [klager] datum: 22 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de detentieboot Reno te Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak van 9 mei 2006 van de beklagcommissie bij voormelde detentieboot, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juli 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.J.C. Valkenaars, en [...], plaatsvervangend directeur bij de detentieboot Reno.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft bejegening door een personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Nog afgezien van de omstandigheid dat klachten over de bejegening niet-ontvankelijk zijn, is de beslissing van de beklagcommissie een onjuiste. De directie wil niet meewerken aan de oproeping van een personeelslid als getuige. Dan kan echter op
zichzelf
geen reden zijn voor gegrondverklaring. Over de vraag of de beklagcommissie personeelsleden als getuige kan oproepen is in het overleg met de commissie van toezicht gesproken, maar dat heeft niet tot overeenstemming geleid. De directie is van oordeel
dat het gelet op de aard van de beklagprocedure veel te ver gaat om personeel in die procedure te horen. Dat is disproportioneel. Overigens is de directie van oordeel dat het personeel respectvol met de bewoners dient om te gaan. Het wekken en tellen
verloopt volgens een vaste procedure. Er is in dit geval ook correct door het personeel opgetreden.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag van klager is wel gegrond verklaard, maar klager is niet tevreden. Hij zou graag willen dat er wat aan wordt gedaan. Er zijn verschillende manieren om iemand wakker te maken. Dit personeelslid roept hard “Goedemorgen” en slaat met de deuren.
Het personeel op de detentieboot gaat niet correct met de gedetineerden om en het optreden van het personeel is na het indien van het beklag nog minder correct.
De mogelijkheid bestaat om in de beklagprocedure getuigen op te roepen in het kader van de waarheidsvinding. Het is in het belang van klager dat het betreffende personeelslid wordt gehoord. Er is niet duidelijk wat er is gebeurd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat handelen van personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak, behoudens puur feitelijke handelingen, in beginsel beklagwaardige beslissingen als bedoeld in artikel 60 Pbw oplevert. Het in het
onderhavige geval bedoelde beklag betreft, zoals door en namens klager is aangegeven, feitelijke handelingen van een personeelslid en levert derhalve geen beklagwaardige beslissing op. Klager zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn
beklag.

De beroepscommissie merkt op dat in artikel 64, vierde lid, van de Pbw is bepaald dat de beklagcommissie bij andere personen dan klager en de directeur mondeling of schriftelijk inlichtingen kan inwinnen. Dit betekent derhalve dat de directeur niet de
vaste regel kan hanteren die meebrengt dat het inwinnen van inlichtingen bij andere personen feitelijk onmogelijk wordt. De beroepscommissie wijst er uitdrukkelijk op dat de wet twee varianten van het inwinnen van inlichtingen inhoudt. Wanneer eenmaal
door de beklagcommissie is vastgesteld dat er een redelijk belang is bij het inwinnen van inlichtingen dient afhankelijk van de aard van de zaak door de beklagcommissie bepaald te worden of de inlichtingen mondeling of schriftelijk worden ingewonnen.
De
directeur is gehouden aan de beslissing van de beklagcommissie uitvoering te geven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 22 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven