Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2548/TB en 06/0280/TB, 31 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2548/TB en 06/280/TB

betreft: [klager] datum: 31 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 12 oktober 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

en van een beroepschrift van klager, gericht tegen een beslissing van 9 januari 2006 van de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juni 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens de Minister, [...], medewerker van de afdeling Juridische Zaken
bij
de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het ministerie van Justitie. Als toehoorder is aanwezig [...], werkzaam bij ITZ.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
De Minister heeft bij beslissing van 12 oktober 2005 klagers verzoek om terugplaatsing naar het Kempehuis te Nijmegen afgewezen.
De Minister heeft op 9 januari 2006 beslist klager over te plaatsen naar een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen (hierna Pompestichting).

2. De feiten
In januari 2003 is klager geplaatst in het Kempehuis, longstayvoorziening van de Pompestichting. Op verzoek van het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek is klager op 29 december 2004 overgeplaatst naar de longstayafdeling van Veldzicht in verband
met op zijn kamer aangetroffen verboden attributen en geruchten over een op handen zijnde gijzeling. Het daartegen door klager ingestelde beroep is bij uitspraak 04/3116/TB van 9 mei 2005 van de beroepscommissie ongegrond verklaard. Klagers raadsman
heeft in september 2005 de Minister verzocht om terugplaatsing van klager in het Kempehuis. Dit verzoek heeft de Minister bij brief van 12 oktober 2005 afgewezen. Veldzicht heeft de Minister op 25 november 2005 verzocht klager over te plaatsen naar een
andere longstayvoorziening. Op 9 januari 2006 heeft de Minister beslist tot overplaatsing van klager naar een longstayvoorziening van de Pompestichting. Klager is vervolgens op 18 januari 2006 geplaatst in De Linge te Vught, longstayvoorziening van de
Pompestichting.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn verzoek om terugplaatsing naar het Kempehuis en de vervolgens genomen beslissing tot zijn overplaatsing naar de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught.
De afwijzing van klagers verzoek om terugplaatsing is te vergelijken met een afwijzing van een verzoek om overplaatsing, dat volgens rechtspraak van de beroepscommissie een voor beroep vatbare beslissing betreft. De afwijzing is alleen gebaseerd op de
ongegrondverklaring van klagers beroep tegen de overplaatsing naar de longstayafdeling van Veldzicht en niet op een zorgvuldige heroverweging naar aanleiding van nieuwe omstandigheden. Daarmee is de afwijzing onvoldoende en ondeugdelijk gemotiveerd. De
vertegenwoordigster van de Minister heeft ter zitting van de beroepscommissie van 12 april 2005 bij de behandeling van klagers beroep tegen de overplaatsing naar de longstayafdeling van Veldzicht verklaard dat de Minister de beslissing zou dienen te
heroverwegen als zou blijken dat klager niet bij een gijzeling betrokken was. De beroepscommissie dient haar daarover als getuige te horen. Inmiddels is gebleken dat aanklachten inzake bedreiging van personeel door klager zijn geseponeerd. Blijkens een
brief van 19 april 2005 namens de Minister aan Veldzicht had het OM toen al bedenkingen ten aanzien van de bewijslast. Klager is nimmer door de politie gehoord over gijzelingsplannen. Hij is op valse beschuldigingen overgeplaatst. Klager meent dat men
hem gewoon heeft willen overplaatsen vanwege zijn relatie destijds met een sociotherapeutisch medewerkster van het Kempehuis. Klager kan thans feitelijk niet meer terug naar het Kempehuis nu dit op termijn geen longstayvoorziening meer zal zijn, maar
op
zich had hij daarheen teruggekund. Er zijn personeelsleden ontslagen en met andere personeelsleden heeft hij een en ander uitgesproken.
Klager is overgeplaatst naar de longstayvoorziening te Vught voordat hem de schriftelijke overplaatsingsbeslissing is uitgereikt. Het klopt niet dat hij in Veldzicht niet te hanteren was. Klager was wel akkoord met wegplaatsing uit Veldzicht naar
Vught,
mits overeenkomstig de op het hoorformulier vermelde afspraak dat hij na opening van De Corridor te Zeeland in die longstayvoorziening zou worden geplaatst. Deze afspraak is gemaakt met een behandelcoördinator, die nu zegt zich niet te herinneren dat
hij bedoelde afspraak zou hebben gemaakt. De Minister heeft vele stukken betreffende klager aan de beroepscommissie doen toekomen, maar een schriftelijke bevestiging van de afspraak met genoemde behandelcoördinator ontbreekt. De Minister was van die
afspraak wel op de hoogte. Klager is voorgelogen dat de longstayvoorziening te Vught voor 80 % een kopie is van het Kempehuis. Er geldt een sober regime en verpleegden worden daar begeleid door gevangenisbewaarders en niet door personeel van de
Pompekliniek. Klager zit nu in een nog zwaarder regime dan in de longstayvoorziening in Veldzicht ondanks dat is gebleken dat van de destijds in het Kempehuis tegen hem geuite beschuldigingen niets waar is. In dit verband legt klager een uitspraak van
1
juni 2006 van de beklagcommissie bij de Pompestichting over, waarbij klagers beklag over uitsluittijden niet-onvankelijk is verklaard, maar waarin de beklagcommissie in een ten overvloede gegeven overweging opmerkt te hopen dat de directeur alles in
het
werk zal stellen om aanzienlijk eerder dan eind 2006 het in de longstayvoorziening te Vught gevoerde insluitbeleid, dat door verpleegden als straf wordt ervaren, aanmerkelijk te versoepelen. Klager verzoekt de beroepscommissie te bepalen dat hij wordt
overgeplaatst naar De Corridor en hem voorts een tegemoetkoming toe te kennen voor de periode dat hij onder valse voorwendselen in de longstayvoorziening te Vught verblijft.

De Minister heeft in beroep het volgende standpunt ingenomen.
Klager zal niet in zijn beroep tegen de beslissing van 12 oktober 2005 kunnen worden ontvangen, nu het niet om een voor beroep vatbare beslissing gaat maar slechts om een mededeling met een weergave van de uitspraak 04/3116/TB van 9 mei 2005 van de
beroepscommissie. Indien de beroepscommissie anders oordeelt, zal het beroep ongegrond zijn. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot terugplaatsing in het Kempehuis zouden moeten leiden. Het enkele feit van voorwaardelijke niet
strafrechtelijke vervolging is, gelet op de bovengenoemde eerdere uitspraak van de beroepscommissie, onvoldoende voor een ander oordeel. Blijkens het voorlopig verlengingsadvies van 24 november 2005 van Veldzicht heeft de behandelingscoördinator van
het
Kempehuis met klager over de gebeurtenissen met klager gesproken en heeft men geconcludeerd dat klager niet in het Kempehuis kan terugkeren, omdat patiënten aldaar over klager gepraat hebben en bang zijn voor escalaties bij zijn terugkeer. Daarmee is
met een eventuele terugplaatsing van klager de orde en veiligheid in het Kempehuis in het geding.
De vertegenwoordigster van de Minister heeft in de beroepszaak 04/3116/TB alleen toegezegd dat een overplaatsing zorgvuldig zou worden bekeken en dat is gebeurd. Klager kon blijkens inlichtingen van Veldzicht niet op de longstayafdeling van Veldzicht
blijven omdat hij daar meer vrijheid had dan goed voor hem was. Waar terugkeer naar het Kempehuis geen optie is, komt de longstayvoorziening van Vught al snel in beeld. Naar het idee van zowel Veldzicht als de Pompekliniek past klager goed in de
longstayvoorziening te Vught.
Het beroep tegen de beslissing van 9 januari 2006 zal formeel gegrond zijn, daar die beslissing te laat aan klager is uitgereikt. Klager is daardoor niet in zijn belangen geschaad, daar hij tijdens het horen over de voorgenomen overplaatsing naar een
longstayvoorziening van de Pompestichting daarmee akkoord is gegaan onder voorwaarde dat hij conform afspraak doorgeplaatst wordt naar De Corridor.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. De Minister heeft beslist klager over te plaatsen naar een longstayvoorziening van de Pompestichting. Plaatsing in Vught maakt daarvan geen onderdeel uit. In welke locatie een verpleegde terecht komt, is de
verantwoordelijkheid van het hoofd van de Pompekliniek.

4. De beoordeling
Klager heeft de beroepscommissie verzocht de vertegenwoordigster van de Minister ter zitting van de beroepscommissie van 12 april 2005 inzake klagers beroep 04/3116/TB in de huidige beroepszaak tegen de beslissing van 12 oktober 2005 als getuige te
horen. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu zij zich voldoende voorgelicht acht om op dit beroep van klager te beslissen.

Volgens jurisprudentie van de beroepscommissie (vlg. uitspraak 00/657/TB van 20 november 2000) is een al dan niet fictieve afwijzing van een verzoek van een tbs-gestelde tot overplaatsing vatbaar voor beroep. Klager kan derhalve worden ontvangen in dit
beroep tegen de beslissing van 12 oktober 2005.

Een beslissing op een verzoek om overplaatsing vereist een zelfstandige motivering, waarbij niet kan worden volstaan met terugvallen op een eerdere beslissing. In dit geval heeft de Minister klagers verzoek om terugplaatsing naar het Kempehuis
afgewezen
met verwijzing naar de motivering van de beslissing van de beroepscommissie van 9 mei 2005 inzake klagers beroep met het nummer 04/3116/TB. De bestreden beslissing tot afwijzing van het verzoek om terugplaatsing naar het Kempehuis is om die reden
onvoldoende gemotiveerd. Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De beroepscommissie zal in dit geval echter de Minister niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen op klagers verzoek tot terugplaatsing
naar het Kempehuis, nu klager daarbij geen belang meer heeft, aangezien terugkeer naar het Kempehuis feitelijk geen optie meer is en klager inmiddels is overgeplaatst naar een andere longstayvoorziening van de Pompestichting, waartegen klager beroep
heeft ingesteld, welke beroep hieronder wordt behandeld, en klager zelf nu overgeplaatst wil worden naar De Corridor.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Ten aanzien van de beslissing van 9 januari 2006 wordt het volgende overwogen.

Klager is op 18 januari 2006 geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught en heeft de daartoe strekkende beslissing van de Minister van 9 januari 2006 eerst op 23 januari 2006 ontvangen. Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in
artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde mededelingsplicht. De omstandigheid dat klager op de hoogte was van het voornemen hem in die inrichting te plaatsen, kan hieraan niet afdoen. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing van de
Minister te worden vernietigd. Klager dient een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Vast staat dat Veldzicht de Minister op 24 november 2005 heeft verzocht klager over te plaatsen naar de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught, omdat klager in de longstayvoorziening van Veldzicht niet op de goede plaats zit en de
longstayvoorziening te Vught volgens de Pompestichting klager de benodigde structuur kan geven. De Minister heeft vervolgens beslist tot overplaatsing van klager naar een longstayvoorziening van de Pompestichting.

Wat er ook zij van klagers stelling dat het niet klopt dat hij niet te hanteren was in de longstayvoorziening van Veldzicht, dit kan niet leiden tot het oordeel dat de Minister de bestreden beslissing in redelijkheid niet had mogen nemen, nu op grond
van de stukken en het verhandelde ter zitting in ieder geval duidelijk naar voren is gekomen dat een verder verblijf van klager in de longstayvoorziening van Veldzicht ter verdere tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel niet zinvol is, waar Veldzicht
van
mening is dat klager daar niet op zijn plaats is en klager zelf ook niet op de longstayvoorziening van Veldzicht wil verblijven, maar geplaatst wil worden in De Corridor, de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland.
Klagers stellingen dat hij op valse voorwendselen van de Pompestichting is geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught en dat die voorziening een strenger regime kent dan de longstayvoorziening van Veldzicht kunnen evenmin tot
een
ander oordeel leiden, nu de bestreden beslissing van de Minister uitsluitend strekt tot overplaatsing naar een longstayvoorziening van de Pompestichting en niet tot overplaatsing naar de longstayvoorziening te Vught. Op grond van die beslissing heeft
het hoofd van de Pompestichting vervolgens beslist in welke longstayvoorziening van die stichting klager daadwerkelijk geplaatst is. In de onderhavige procedure staat uitsluitend genoemde beslissing van de Minister ter beoordeling. De omstandigheid dat
de Minister feitelijk wel op de hoogte was van de omstandigheid dat klager door het hoofd van de Pompestichting in de longstayvoorziening te Vught zou worden geplaatst, maakt dit niet anders.
De beroepscommissie is gelet hierop niet bevoegd te beslissen op klagers verzoek tot overplaatsing naar De Corridor.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar een longstayvoorziening van de Pompestichting, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Nu de bestreden beslissing op een formele grond dient te worden vernietigd, zal de beroepscommissie met toepassing van artikel 66, derde lid, onder b van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt bepalen dat haar uitspraak met
betrekking tot de plaatsing van klager in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de beslissing van 12 oktober 2005 gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de beslissing van 9 januari 2006 formeel gegrond en materieel ongegrond. Zij vernietigt de bestreden beslissing en bepaalt dat klager wordt overgeplaatst naar een longstayvoorziening van de
Pompestichting.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 31 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven