Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1379/GA, 18 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:18-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1379/GA

betreft: [klager] datum: 18 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.Th.A. Bos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 mei 2006 van de beklagcommissie bij de detentieboot Reno te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juli 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Guman, en [...], plaatsvervangend directeur bij de detentieboot Reno.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van voorwerpen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Toen klager in Rotterdam kwam, had hij drie volle zakken met kostbare kleding. Klagers kleding is hem afgenomen toen hij in de isoleercel is geplaatst. Na zijn overplaatsing naar Zeist kreeg hij maar twee halve zakken kleding terug. De overige goederen
zijn verdwenen. Uit de brief van [plaatsvervangend directeur] van 20 februari 2006 blijkt dat de goederen die zich buiten de locker bevonden naar Zeist zijn verstuurd. De verwijtbaarheid wordt in deze zaak afgewenteld op klager, want hij had volgens
het
afdelingshoofd zijn spullen in een locker moeten doen. Men had echter onderzoek op de detentieboot moeten doen. Klager verzoekt om schadevergoeding.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was betrokken bij de brand op de detentieboot. Zijn kamer is verzegeld voor politieonderzoek en klager is in de isoleercel geplaatst. Klagers spullen uit zijn locker zijn naar Zeist gestuurd. De kleding die los lag in de kamer van klager is hem
nagestuurd met het verzoek om te kijken of er iets van hem bij was.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat er van de ontruiming van klagers (meerpersoons)cel – in strijd met het bepaalde in de “richtlijnen m.b.t. door gedetineerden in penitentiaire inrichtingen achtergelaten voorwerpen” (d.d. 3 februari 1988, kenmerk 021/388) –
geen verslag is opgemaakt. Als er een dergelijk verslag was geweest, had onomstotelijk vastgestaan wat bij de ontruiming was aangetroffen. Het volgen van de voorgeschreven ontruimingsprocedure is van wezenlijk belang, teneinde zekerheid te krijgen
omtrent de zich in de meerpersoonscel bevindende voorwerpen van klager. Dit maakt dat de directeur voor de vermissing van die voorwerpen aansprakelijk moet worden geacht. Dat maakt dat de beslissing van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en
dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.
Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe.

Ten aanzien van de tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt. Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld
voor het door betrokkene ondervonden ongemak. De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om
schadevergoeding richten aan tot directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
De beroepscommissie zal de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van
mr. L. de Greef, secretaris, op 18 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven