Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2021/GV, 21 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2021/GV

betreft: [klager] datum: 21 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. P.A. Caljé, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 9 augustus 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsman om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klaagster is aangevoerd dat haar verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De zoon van klaagster is op 7 augustus 2006 overleden te Suriname en zal aldaar worden begraven. Haar
overleden zoon had de zorg op zich genomen van de overige vijf kinderen, waaronder zeer jonge kinderen. Nu deze zoon is weggevallen moet ernstig voor het bestaan en het opgroeien van deze kinderen worden gevreesd. Klaagster wenst naar Suriname te
reizen
om hiervoor de noodzakelijke maatregelen zoals opvang te kunnen regelen. Klaagster is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden waarvan zij 15 maanden zal dienen uit te zitten. Inmiddels heeft klaagster sinds haar arrestatie reeds zes maanden
in detentie doorgebracht. De resterende tijd is niet van dien omvang dat deze in de weg moet staan aan de belangen van klaagster om te kunnen zorgdragen voor een goede opvang van de kinderen in Suriname. De grond waarop het verzoek tot
strafonderbreking
is afgewezen is niet van dwingend recht. De Minister heeft dus de nodige beleidsvrijheid om het verzoek alsnog toe te wijzen. Van enige belangenafweging in dit kader is niet gebleken. Ook reeds hierom dient het beroep te worden toegewezen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Namens klaagster werd op 8 augustus j.l. een verzoek tot strafonderbreking ingediend vanwege het overlijden van haar zoon. Het verzoek is afgewezen op grond van artikel 4 onder l van
de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Klaagster zal na haar detentie worden uitgezet naar Suriname.

Op klaagsters verlofaanvraag heeft de directeur van de gevangenis voor vrouwen Ter Peel negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 5 april 2007.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat
niet
kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Gebleken is dat klaagster na haar detentie zal worden uitgezet naar Suriname. Artikel 4 onder l van de Regeling stelt imperatief dat het verlof in dat geval wordt geweigerd. Anders dan de raadsman
stelt heeft de Minister in dat geval geen beleidsvrijheid.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister dwingend uit de wet voortvloeit. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven