Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1161/TA, 17 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1161/TA

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 april 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. H.E.G. Peters om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, de inhoud van de incidentmelding die heeft geleid tot afzondering van klager van 20 februari 2006 tot en met 23 februari 2006.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het gaat hem er niet om dat hij is afgezonderd, maar dat de aanleiding daartoe onjuist op papier is gezet. Hij heeft één bedreiging geuit naar één staflid.
Hij was in de avond rustig en is enkel ingesloten omdat hij met één personeelslid en niet met twee personeelsleden wilde spreken. Klager wil staflid [A] van de afdeling Rijn I als getuige op laten roepen. Staflid [A] kan bevestigen dat klager rustig
was
en heeft klager gezegd dat een en ander goed in de wettelijke aantekeningen vermeld zou worden. Klager wil dat het ook in de incidentmelding goed komt te staan. Klager wil ter zitting van de beroepscommissie zijn beroep verder toelichten.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep verwezen naar zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende voorgelicht. Zij zal klagers verzoeken om behandeling van zijn beroep ter zitting en het oproepen van een staflid als getuige derhalve afwijzen.

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. De inhoud van een incidentmelding op zichzelf kan niet worden aangemerkt als een beslissing waartegen op grond van artikel 56
Bvt beklag kan worden ingediend. Bedoelde inhoud zou derhalve in principe alleen aan de orde kunnen komen bij een beklag tegen de maatregel die naar aanleiding van de incidentmelding is opgelegd. In klagers geval is dat evenwel niet mogelijk, nu de
duur
van de naar aanleiding van de incidentmelding opgelegde afzondering zodanig (kort) was dat daartegen op grond van artikel 57, derde lid, Bvt geen beklag openstaat.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. J.M. van der Vaart, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 17 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven