Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0718/GA, 17 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/718/GA

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.W. Koevoets, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 maart 2006 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de
schriftelijke reactie van de directeur d.d. 26 juli 2006, gegeven op verzoek van de beroepscommissie. Deze reactie is ter kennisneming aan klager en zijn raadsman toegezonden

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een weigering tot toestemming voor een consult van de eigen huisarts in verband met actuele en acute medische klachten.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep – voor zover in deze van belang – als volgt toegelicht.
Klager is hartpatiënt. Op 30 januari 2006 is hij, acht dagen na een daartoe ingediend verzoek, bezocht door de inrichtingsarts. Deze wenste evenwel niet in te gaan op klagers klachten. Teneinde aandacht te kunnen krijgen voor zijn hartklachten heeft
hij
verzocht om een bezoek van de eigen huisarts. De directeur heeft afwijzend beslist op dat verzoek. Zulks is hem door een medewerker van de inrichting medegedeeld. De huisarts zou klager enkel mogen bezoeken in het kader van regulier bezoek. Daarbij
zouden zijn (medische) instrumenten niet mee de inrichting ingenomen mogen worden en de arts zou geen onderzoekshandelingen mogen verrichten. Tegen die beslissing van de directeur is bezwaar gemaakt bij de beklagcommissie. Hangende het onderzoek van de
beklagcommissie is toen om schorsing van de betreffende beslissing van de directeur verzocht. De directeur heeft toen een nieuwe beslissing genomen, inhoudende dat klager wel door de eigen huisarts mocht worden onderzocht. Om die reden is klager
(formeel) niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De beklagcommissie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake zou zijn van een beslissing van de directeur, met name omdat er geen schriftelijke beslissing van de directeur voorhanden
is. Klager kan zich met dat standpunt niet verenigen. Namens klager is een verzoek gedaan om de huisarts te mogen consulteren en klagers raadsman is telefonisch op de hoogte gesteld van de afwijzing van dat verzoek. Het wordt zorgwekkend gevonden dat
een directeur van een penitentiaire inrichting kennelijk opzettelijk de feiten verdraait. Indien de verzoeken van klager gehonoreerd waren, zou geen beklag ingediend zijn noch een schorsingsverzoek zijn gedaan. Het instellen van die rechtsmiddelen was
kennelijk nodig om een elementair recht van klager te effectueren. Klager is van mening dat er op een onacceptabele manier is omgegaan met zijn gezondheid.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt nader toegelicht.
Anders dan door en namens klager wordt aangevoerd is er geen sprake van weigering (door een personeelslid) om een arts naar eigen keuze te mogen consulteren. Mogelijk heeft klager daarnaar bij een penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er)
geïnformeerd,
maar een p.i.w.-er kan geen beslissing nemen op een dergelijk verzoek. De raadsman heeft op 31 januari 2006 per fax verzocht om klager in de gelegenheid te stellen een telefonisch consult te hebben met een arts naar eigen keuze en een bezoek van die
arts. Nog voordat de directeur daarop heeft kunnen reageren, heeft klager een schorsingsverzoek ingediend bij de voorzitter van de beroepscommissie. Klager is toen toegestaan om een telefonisch consult te hebben met een arts naar zijn eigen keuze en om
een consult in de inrichting te hebben. Dat consult heeft plaatsgevonden in een onderzoekskamer van de medische dienst. Het misverstand over het al dan niet mee mogen nemen van instrumentarium is door de directeur uit de weg geruimd door aan te geven
dat dit instrumentarium door de arts mocht worden meegenomen in de inrichting.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 42 van de Pbw, heeft een gedetineerde (onder meer) recht op raadpleging, voor eigen rekening, van een arts van zijn keuze. De directeur stelt in overleg met de gekozen arts de plaats en het tijdstip van de raadpleging vast. Het
weigeren van toestemming voor een dergelijk raadplegen van een arts is een door of namens de directeur genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, waartegen beklag en beroep openstaat. De wet verplicht niet tot op schrift
stellen van een dergelijke beslissing. De beslissing van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en klager moet alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

Ten aanzien van de klacht geldt dat namens klager is verzocht om zijn eigen huisarts telefonisch te mogen consulteren en is verzocht om toestemming voor een onderzoek door de eigen huisarts in de inrichting. De beweerde aanvankelijke weigering van dat
verzoek is onvoldoende aannemelijk geworden, zodat als volgt moet worden beslist.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven