Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1226/GA, 15 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1226/GA

betreft: [klager] datum: 15 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld te Vught,

gericht tegen een uitspraak van 8 mei 2006 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis/ISD, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, wegens het in de verblijfsruimte voorhanden hebben van
verboden goederen, te weten medicatie en medische hulpmiddelen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager ter zake van die gegrondverklaring een tegemoetkoming toegekend van € 52,50.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met klager zijn afspraken gemaakt over het aantal naalden dat hij op zijn cel mag hebben. De directeur stelt zich op het standpunt dat klager zich aan gemaakte afspraken dient te houden. Indien hij dat niet doet, volgt er een sanctie. Hij is het daarom
niet eens met de uitspraak van de beklagcommissie. Indien klager van mening is dat hij door de gemaakte afspraken mogelijk naalden tekort komt, dan dient hij dat te overleggen met de medische dienst en nieuwe afspraken te maken. Klager is
verantwoordelijk voor de voorwerpen die in zijn verblijfsruimte aangetroffen worden.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op zich klopt het dat er meer naalden in klagers cel zijn aangetroffen dan waren toegestaan. Klager had meer naalden omdat hij regelmatig insuline moet spuiten waardoor de huid harder wordt. De naalden breken daardoor eerder af. Klager krijgt de
naaldjes via de medische dienst verstrekt. In zijn geval is een aantal van vijf naaldjes per dag te weinig. Hij heeft ze, behalve voor het inspuiten van insuline, ook nodig voor het bepalen van het suikergehalte van zijn bloed. Klager is van mening dat
er verkeerd met hem wordt omgegaan. Hij heeft overigens nooit met de medische dienst gesproken over het aantal benodigde naalden. Klager leverde de gebruikte naalden in en kreeg dan een handje nieuwe naalden uitgereikt. Het personeel ging daar nooit zo
nauwkeurig mee om. Nu is het systeem aangepast en krijgt klager steeds evenveel naalden uitgereikt als hij inlevert.

3. De beoordeling
Als onweersproken kan worden vastgesteld dat klager op 31 maart 2006 meer naaldjes, bestemd voor het toedienen van insuline, in zijn verblijfsruimte voorhanden had dan toegestaan. Klager heeft tegenover de beroepscommissie aangegeven dat hij ook wist
dat hij meer naaldjes had dan waren toegestaan maar dat hij enerzijds meer naaldjes nodig had en anderzijds dat het hem niet verweten kan worden dat hij meer naaldjes in zijn bezit had, omdat het personeel onzorgvuldig handelt bij de verstrekking
daarvan.
De beroepscommissie gaat bij de beoordeling van het beklag – en dus ook van de beslissing van de directeur – uit van een eigen verantwoordelijkheid van klager om met hem gemaakte afspraken na te komen. Nu hij zich niet aan die afspraken gehouden heeft,
moet worden geoordeeld dat de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk is. Hetgeen door klager is aangevoerd met betrekking tot de (gestelde) onzorgvuldigheid van het personeel,
doet
daaraan niet af. Dit maakt dat de beslissing van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard. Nu het beklag ongegrond zal worden verklaard, bestaat er ook geen aanleiding voor het toekennen van
een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven