Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1417/GA, 15 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1417/GA

betreft: [klager] datum: 15 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A.W. den Ouden, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 mei 2006 van de beklagcommissie bij de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is [...], unit-directeur bij voormelde b.b.i., gehoord.
Hoewel klager, die inmiddels deelneemt aan een penitentiair programma en in zoverre in de gelegenheid is geweest om zelfstandig te reizen, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de directeur om klager (verder) te laten deelnemen aan de behandeling bij de GGzE (De Grote Beek) te Eindhoven.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt (schriftelijk) – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager is van mening dat het klaagschrift tijdig is ingediend en dat hij om die reden ontvankelijk moet worden geacht in zijn beklag. De beslissing is hem immers pas op 22 maart 2006 bekend gemaakt en is hem op 3 april 2006 uitgereikt. Klager is voorts
van mening dat de stopzetting van zijn behandeling bij de Grote Beek niet gerechtvaardigd is. Voor zover er sprake is geweest van het niet-nakomen van afspraken, kan dit slechts in geringe mate aan klager worden verweten. Voor een deel zijn de
vertragingen en dergelijke te wijten geweest aan derden. De directeur had daar rekening mee moeten houden. Door dat niet te doen heeft er een onvoldoende belangenafweging plaats gevonden. Door deze beslissing van de directeur kan klager tijdens zijn
penitentiair programma (p.p.) niet verder gaan met de behandeling. Daardoor zal zijn p.p. pas in augustus 2006 kunnen ingaan in plaats van op 24 april 2006. Hierdoor dreigt klager, nu hij geen inkomsten heeft, zijn gehuurde woning te verliezen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is een gedetineerde met veel problemen. Door de directeur is geprobeerd om een en ander te regelen zodat hij al tijdens zijn detentie een aanvang zou kunnen maken met de noodzakelijke behandeling. Die behandeling is uiteindelijk mislukt omdat
klager steeds weer de gemaakte afspraken niet nakwam. De beslissing om hem niet verder toe te staan deel te nemen aan de behandeling in Eindhoven is hem in eerste instantie mondeling medegedeeld. Vervolgens is, op verzoek van klager een schriftelijke
beslissing gemaakt. De eigenlijke beslissing is op 20 maart 2006 genomen. De directeur heeft toen ook de GGzE op de hoogte gesteld. Dat is door middel van een brief en telefonisch gedaan.

3. De beoordeling
Blijkens de (schriftelijke) beslissing van de directeur is op 22 maart 2006 besloten om klager met ingang van die datum niet langer toe staan om deel te nemen aan een behandeling door de GGzE. De betreffende beslissing is, blijkens de daarop gemaakte
aantekening, op 3 april 2006 uitgereikt aan klager. De beroepscommissie gaat in dit geval bij het bepalen van het moment waarop de termijn voor het indienen van een klacht een aanvang neemt, uit van de datum waarop de beslissing is genomen. Gelet
daarop
moet worden geoordeeld dat de op 27 maart 2006 gedateerde klacht, welke op 30 maart 2006 bij de beklagcommissie is ontvangen, tijdig is ingediend. Dat maakt dat de beslissing van de beklagcommissie niet in stand kan blijven en dat klager alsnog
ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag.

Ten aanzien van dat beklag overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager is door de directeur in de gelegenheid gesteld om – kennelijk door middel van de toekenning van (steeds) incidenteel verlof – deel te nemen aan een behandeling bij de GGzE te Eindhoven. Niet is weersproken dat klager meerdere malen met de
inrichting gemaakte afspraken niet is nagekomen. Daardoor heeft de directeur het vertrouwen verloren in een goed verloop van die – zo verstaat de beroepscommissie – incidentele verloven. Een dergelijk gebrek aan vertrouwen levert een contra-indicatie
op
voor het verlenen van verlof. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat de beslissing van de directeur om klager niet verder deel te laten nemen aan zijn behandeling (door geen verlof meer te verlenen) – bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen – onredelijk of onbillijk moet worden geacht.
Hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht met betrekking tot de redenen voor dat niet nakomen van afspraken, doet daaraan – voor zover een en ander al aannemelijk is geworden - niet af.
Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat het beklag ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven