nummer: 06/1414/GA
betreft: [klager] datum: 15 augustus 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 1 mei 2006 van de beklagcommissie bij de locatie De Geerhorst te Sittard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is [...], locatiedirecteur van de locatie De Geerhorst gehoord. Klager, die thans verblijft in de p.i. Ter Apel, is op 14 juli 2006 gehoord door
een lid van de Raad. Van dat horen van klager is verslag opgemaakt, welk verslag ter kennisneming is toegezonden aan klager en aan de directeur.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet verstrekken van een warme maaltijd na terugkeer uit een afzonderingscel;
b. het doorbetalen van huur voor de televisie en Canal+, terwijl de televisie en afstandsbediening uit de verblijfsruimte zijn gehaald; en
c. de vermissing van post en andere eigendommen bij gelegenheid van een celontruiming.
De beklagcommissie heeft de onderdelen a en b van het beklag ongegrond verklaard. Zij heeft onderdeel c van het beklag gegrond verklaard voor zover dit ziet op de vermissing van een brief (afkomstig van het CBR) en dat onderdeel van het beklag voor het
overige ongegrond verklaard. Ten aanzien van de gegrondverklaring is aan klager een tegemoetkoming van € 5,= toegekend. Eén en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht, zoals opgenomen in het verslag van horen d.d. 14 juli 2006. Een afschrift daarvan is aan deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd en
herhaald.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag:
Door het personeel van de afzonderingsafdeling is bij navraag aangegeven, dat er altijd voor wordt gezorgd dat de daar verblijvende gedetineerden een warme maaltijd ontvangen. Dat staat in het protocol. In dit specifieke geval kan niet met honderd
procent zekerheid worden aangegeven dat dit ook is gebeurd, maar de directeur gaat daar, gelet op dat protocol, wel vanuit. Daarbij heeft de directeur in aanmerking genomen dat klagers verklaringen over dat niet verstrekken van een warme maaltijd niet
echt consistent zijn. Klagers afzondering is beëindigd omdat hij aangaf mee te werken aan plaatsing in een meerpersoonscel. Voordat de afzondering ook feitelijk wordt beëindigd, duurt het dan nog even. Het personeel is opdracht gegeven een en ander te
regelen volgens het protocol en daarbij niet te kijken naar eventuele (interne) aanstaande verplaatsingen van gedetineerden. Een van de zaken die dan moeten gebeuren is het verstrekken van de warme maaltijd. Als het personeel van de
afzonderingsafdeling
geen warme maaltijd zou hebben verstrekt omdat klager terugkeerde naar de verblijfsafdeling en daar die maaltijd zou krijgen, dan is dat strijdig met het protocol. De directeur gaat er echter vanuit dat het personeel zich aan dat protocol heeft
gehouden.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag:
Indien een gedetineerde een televisie huurt, dan is de huurperiode steeds één volle week. Ook als de televisie ten gevolge van een sanctie niet gebruikt mag worden, dient de volle huur over die week te worden betaald. In een dergelijk geval wordt de
televisie van de cel gehaald. Klagers stelling, dat de televisie in die week al weer verhuurd zou zijn, komt ongeloofwaardig over. Klager verbleef toen immers op de afzonderingsafdeling en kan niet weten wat er met de televisie is gebeurd. De zich in
de
bij de televisie behorende afstandsbediening bevindende batterijen waren klagers eigendom, die hadden hem moeten worden teruggegeven. De televisie moest van klagers cel worden verwijderd omdat hij – via de afzonderingsafdeling – werd overgeplaatst naar
een meerpersoonscel. In zijn cel werd toen een andere gedetineerde geplaatst. Als het de bedoeling was geweest dat klager zou zijn teruggekeerd naar zijn cel, dan was de televisie niet van de cel verwijderd. De televisie is daarom in bewaring genomen
om
deze later weer aan hem ter beschikking te kunnen stellen. Als klager stelt dat een personeelslid zou hebben gezegd dat een en ander niet goed is gegaan met de televisie, dan gelooft de directeur klager niet. Overigens was er in die periode geen
registratiesysteem met betrekking tot de verhuurde televisies.
Ten aanzien van onderdeel c van het beklag:
Aan klager is een vergoeding aangeboden voor de goederen die zijn eigendom waren en kennelijk zijn weggeraakt. Klager heeft op dat aanbod niet willen ingaan. De directeur heeft klager nooit een hogere vergoeding aangeboden. Met hem is wel gesproken
over
een redelijke vergoeding. Op zich is de inrichting bereid de daardoor ontstane schade van klager te vergoeden.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat klager tijdens een verblijf in de afzonderingscel, op de dag dat de afzondering eindigde, geen warme maaltijd verstrekt heeft gekregen. Nu de directeur op grond van artikel 44 van de Pbw zorg
dient te dragen dat aan de gedetineerden – onder meer – voeding wordt verstrekt, is de directeur in dit geval tekort geschoten in die wettelijke zorgplicht. Gelet daarop kan dit onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven en
dient dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond te worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager terzake van het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal aan klager een financiële tegemoetkoming toekennen.
Ten aanzien van onderdeel b:
Door de directeur is niet bestreden dat klager in de periode dat hij in afzondering heeft verbleven huur heeft moeten betalen voor de zich in zijn verblijfsruimte bevindende televisie en de ontvangst van Canal+. Op zich was de directeur, gelet op het
bepaalde in de huurovereenkomst en de huisregels van de locatie, gerechtigd gedurende die periode de huurpenningen in te houden. De beroepscommissie stelt evenwel vast dat de televisie in die periode is verwijderd uit klagers cel en niet voor hem – op
enigerlei wijze – tot het einde van de door hem betaalde huurperiode is gereserveerd, waardoor hij bij terugkeer in een reguliere verblijfsruimte daarvan geen gebruik kon maken. De beroepscommissie acht dit niet redelijk en billijk. De uitspraak van de
beklagcommissie kan daarom ook ten aanzien van dit onderdeel van het beklag niet in stand blijven en dit onderdeel van het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager terzake van het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal aan klager een financiële tegemoetkoming toekennen.
Ten aanzien van onderdeel c:
Niet is bestreden dat klager na een celontruiming een aantal hem toebehorende goederen mist. De directeur heeft aangegeven dat door hem daarvoor aan klager een vergoeding is aangeboden maar dat klager niet op dat aanbod heeft willen ingaan. De
directeur
heeft voorts aangegeven dat de inrichting nog steeds bereid is de ontstane schade te vergoeden. Gelet daarop kan de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van dit onderdeel van het beklag – voor zover in beroep aan de orde – niet in stand blijven
en dient het beklag in zoverre alsnog gegrond te worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan klager terzake van het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal aan klager een financiële tegemoetkoming toekennen.
Nu de beroepscommissie tot een – grotendeels – andere uitspraak komt dan de beklagcommissie, kan de tegemoetkomingsbeslissing van de beklagcommissie niet in stand blijven. De beroepscommissie zal – voor alle gegrond verklaarde beklagen gezamenlijk –
een
tegemoetkoming toekennen en de hoogte daarvan vaststellen op € 25,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep tegen de uitspraak op het beklag en tegen de tegemoetkoming gegrond, zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie – voor zover in beroep aan de orde – en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 augustus 2006
secretaris voorzitter