Nummer: 06/1287/GB
Betreft: [klager] datum: 14 augustus 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 april 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft op klagers verzoek tot opname in Groot Batelaar te Lunteren beslist dat klagers opname pas in de laatste drie maanden voorafgaand aan zijn v.i.-datum kan geschieden.
2. De feiten
Klager is sedert 16 juli 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Veenhuizen. Klagers v.i.-datum is bepaald op 6 oktober 2006. Op 6 juli 2006 is klager opgenomen in Groot Batelaar.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers gedrag in de b.b.i. Veenhuizen was onbesproken. Hij verrichtte werk als paviljoenreiniger (kamerwacht) en dat is alleen mogelijk wanneer iemand geen rapport heeft en schone urinecontroles heeft. Hij is inmiddels zes keer met verlof gegaan en
heeft zich daarbij aan de daarvoor geldende regels gehouden. Klager heeft in deze detentie een zeer gemotiveerde als ook een positieve toekomstgerichte instelling en denkwijze ontwikkeld. Hij is zich er echter van bewust dat eventuele valkuilen
voorkomen dienen te worden en dat daarbij de professionele hulp, die geboden wordt door Groot Batelaar, een enorme stap in de betere richting is. Deze denkwijze wordt ondersteund door de psycholoog van de b.b.i. Veenhuizen. Klagers financiële
huishouding is in orde met inbegrip van betalingsregelingen met het CJIB en deurwaarders. Klager is het niet eens met de beslissing dat hij nog vier maanden in de b.b.i. Veenhuizen dient te verblijven voordat hij geplaatst wordt in Groot Batelaar. Die
beslissing is niet uit te leggen aan een wetenschapper en riekt naar willekeur.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de beslissing als volgt toegelicht.
Op 11 april 2006 is een selectievoorstel ontvangen om klager conform artikel 15, vijfde lid, Pbw te plaatsen in Groot Batelaar. Klagers v.i.-datum is 6 oktober 2006. Hij komt vanaf 1993 regelmatig in contact met justitie en politie. Hij heeft
verschillende malen gevangen gezeten voor gewelds- en vermogensdelicten. In 1998 en 2001 heeft klager in Groot Batelaar gezeten, maar beide keren heeft hij de behandeling afgebroken. Zijn huidige detentie ving aan in de locatie Zoetermeer op 16 juli
2004. In 2005 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Alphen aan den Rijn omdat hij een medegedetineerde bedreigd heeft met een mes. Vanuit de gevangenis Alphen aan den Rijn is klager geselecteerd voor de b.b.i. Veenhuizen. Deze plaatsing is uitvoerig
besproken in verband met zijn agressieproblematiek. Voorstel was wel plaatsen, maar klager tevens aanmelden bij De Waag, waar hij een agressieregulatietraject zou opstarten. Eenmaal in de b.b.i. Veenhuizen geplaatst, vinden er gesprekken met de
psycholoog plaats. In deze gesprekken geeft klager aan toch open te staan voor behandeling en spreekt hij de wens uit om zijn opname in Groot Batelaar te hervatten. Er wordt om onduidelijke redenen gekozen voor dit traject en klager wordt niet
aangemeld
bij De Waag. Er vindt opnieuw een intake plaats bij Groot Batelaar. Vanwege een aantal vragen is er e-mailcontact geweest tussen het PSC en de selectiefunctionaris alvorens het PSC tot een advisering kwam. Uiteindelijk heeft het PSC positief
geadviseerd
ten aanzien van opname in Groot Batelaar ondanks de nodige twijfel. De problemen van klager liggen op het gebied van drugsgebruik, agressie en maatschappelijke vaardigheden. Klagers behandeling is tweemaal eerder mislukt en hij recidiveert snel. Zonder
behandeling lijkt de kans groot dat hij wederom snel zal recidiveren. Het advies van het PSC luidt klager het voordeel van de twijfel te geven en hem in staat te stellen via artikel 15, vijfde lid, Pbw een behandeling te starten in Groot Batelaar. De
beginfase kan hij dan starten met het justitieel kader als stok achter de deur. Besloten is om klager drie maanden voorafgaand aan zijn v.i.-datum te plaatsen in Groot Batelaar. Klager en de psycholoog van Groot Batelaar hebben erg veel moeite met deze
beslissing, omdat klager de tijd in b.b.i. Veenhuizen niet als zinvol ervaart. Klager krijgt, hoewel hij een zeer twijfelachtige kandidaat is, een kans tot behandeling binnen detentie. Om het risico zo klein mogelijk te maken dat klager zijn
behandeling
opnieuw zal stoppen binnen detentie is ervoor gekozen om de behandeling in de laatste drie maanden voorafgaand aan de v.i.-datum te laten beginnen. Uiteindelijk is Groot Batelaar een open setting waar klager, als hij geconfronteerd zou worden met
moeilijke situaties, zich relatief makkelijk aan behandeling kan ontrekken. Nog zeer recent liet klager in de b.b.i. Veenhuizen een gekrenkte afwerende houding zien als zaken niet lopen zoals hij graag zou willen. Hij zal ook in zijn eigen tijd, na de
v.i.-datum, zelf moeten investeren in behandeling.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 15 van de Pbw en artikel 30 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden zijn de voorwaarden opgenomen waaronder een gedetineerde kan worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
4.2. Klagers selectieadvies voor Groot Batelaar, waar klager in een open setting zal verblijven, riep bij de selectiefunctionaris in verband met twee eerder mislukte behandelpogingen van klager in Groot Batelaar vragen op. Om het risico zo klein
mogelijk te maken dat klager zijn behandeling opnieuw zou stoppen binnen detentie heeft de selectiefunctionaris ervoor gekozen om de behandeling in de laatste drie maanden voorafgaand aan de v.i.-datum te laten beginnen.
De beroepscommissie is van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 augustus 2006
secretaris voorzitter