Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2549/TB, 10 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2549/TB

betreft: [klager] datum: 10 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.C. de Goeij, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 5 oktober 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 mei 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.C. de Goeij, en namens de Minister, [...], medewerker juridische zaken en als getuige-deskundige, [...],
behandelingscoördinator bij het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht). Als toehoorder was aanwezig [...], medewerker juridische zaken van het Ministerie van Justitie.

Nu klager niet aanwezig is heeft de raadsman ter zitting telefonisch contact opgenomen met Veldzicht. Klager is ziek en hij heeft geen bezwaar dat de zaak zonder hem wordt behandeld.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager in de longstayvoorziening van het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht) te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 21 november 1980 veroordeeld tot 15 weken gevangenisstraf en ter beschikking gesteld (tbs), toen nog tbr. Klager heeft in Hoeve Boschoord en de tbs-kliniek De Singel verbleven. Vervolgens is klager op 19
april
1982 geplaatst in Veldzicht. Op 17 januari 1987 gijzelde klager een sociotherapeutisch medewerker met een mes. Vervolgens werd klager op 13 maart 1989 overgeplaatst naar Hoeve Boschoord. Eind oktober 1989 ontvluchtte klager. In december 1989 is klager
wederom ontvlucht en heeft hij met een medepatiënt een inbraak gepleegd. Op 6 mei 1991 is klager middels een gijzeling ontvlucht en heeft hij een gezin gegijzeld. Voorts heeft klager in 1991 opnieuw een seksueel delict gepleegd waarvoor hij is
veroordeeld.
Op 9 november 1992 is klager wederom opgenomen in Veldzicht.
Bij brief van 6 augustus 2002 heeft het hoofd van Veldzicht klager aangemeld voor plaatsing op een landelijke longstayafdeling. Bij advies van 14 september 2002 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat klager voldoet aan de
longstayindicatie en is de Minister geadviseerd klager te plaatsen in een high-security voorziening. Op 29 november 2002 heeft de commissie Extreem Vlucht-en Beheersgevaarlijken (EVBG) geconcludeerd dat klager niet voldoet aan de criteria om gekenmerkt
te worden als extreem vlucht- of beheersgevaarlijk. Gedurende het wachten op een plaats in de longstayvoorziening is klager van 19 november 2003 tot 30 september 2004 in de tbs-kliniek Flevo Future, locatie Utrecht, geplaatst. Op 30 september 2004 werd
klager heropgenomen in Veldzicht. Bij brief van 14 september 2005 heeft het hoofd van Veldzicht de longstaystatus herbevestigd.
Op 23 september 2005 is klager gehoord over het voornemen hem in de longstayvoorziening van Veldzicht te plaatsen. De Minister heeft op 5 oktober 2005 beslist klager te plaatsen in de longstayvoorziening van Veldzicht. Deze plaatsing is op 21 november
2005 gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat klager niet meer delictgevaarlijk is. Klager heeft geen (onbegeleide) verloven gehad zodat hij ook niet kan bewijzen dat hij niet meer delictgevaarlijk is. Jaren achtereen zijn de psychologische/psychiatrische rapporten
over hem “overgeschreven” en handhaaft men de conclusies over hem. Het etiket pedofiel is op hem geplakt door de deskundigen, terwijl klager beweert geen enkel verlangen te koesteren richting kinderen. Wellicht dat ook zijn leeftijd, 57 jaar, hier
debet
aan is. Men heeft nooit een zogenaamde stemmingstabilisator, zoals Depakine, geprobeerd dan wel andere medicijnen die zijn stemming zouden kunnen beïnvloeden. Het LAP-advies dateert van 14 september 2002 en is dan ook te oud om bij de besluitvorming te
betrekken. Wellicht dat een nader onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC) meer duidelijkheid dienaangaande kan verstrekken met name ten aanzien van het gestelde omtrent het eventueel toedienen van medicijnen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Met inachtneming van de eisen van artikel 11 Bvt is naar huidige inzichten ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing in een longstayvoorziening bepaald dat elke aanvraag voor een longstayindicatie van het hoofd van de
inrichting
moet voldoen aan het uitgangpunt dat het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is. De Minister laat zich, alvorens een besluit tot
plaatsing op een longstayafdeling te nemen, adviseren middels een onafhankelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door de LAP. De LAP bestaat uit een multidisciplinair team van onafhankelijke deskundigen, dat onderzoekt of het hoofd van de inrichting,
gelet op diens verantwoording in de aanmelding van de longstaykandidaat, in alle redelijkheid en met inachtneming van eisen die in professionele zin aan de indicatiestelling gesteld moeten worden, tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
De langdurige en intensieve klinische observaties die de basis vormen voor de indicatiestelling door de opeenvolgende behandelaars geven een breder beeld van het werkelijke behandelverloop dan een incidentele klinische observatie zou kunnen doen. In
geval de LAP in de stukken over het behandelverloop aanleiding ziet tot nadere kennismaking met de longstaykandidaat, kan zij ertoe overgaan deze te bezoeken.
De Minister meent dat de beslissing tot plaatsing op de longstayvoorziening van Veldzicht uitvoerig is onderbouwd en in alle redelijkheid kon worden genomen.
Uit het multidisciplinair advies van 23 februari en 28 februari 2005 in het kader van de verlenging van de tbs-maatregel blijkt dat de onafhankelijke rapporteurs het longstaytraject steunen.

De behandelingscoördinator, [...] geeft de volgende toelichting.
De gezondheidstoestand van klager is zorgelijk.
Klager heeft lange tijd op de intensieve zorg afdeling van Veldzicht verbleven en de strakke structuur van deze afdeling heeft hem goed gedaan. De overgang naar een reguliere afdeling is vervolgens goed verlopen. Op sociaal en primair niveau vertoont
klager kinderlijk gedrag. Klager wilde niet behandeld worden. De Goldsteintraining heeft hij wel gevolgd. Vanaf 2001 tot en met 2005 is getracht klager een stemmingstabilisator te geven, maar klager wilde geen medicatie. Klager heeft lange tijd
Melleril gebruikt, een antipsychoticum met een sederend effect. Toen dit middel niet meer verkrijgbaar was, is klager overgestapt op Dipiperon. Dit middel heeft hij slechts korte tijd gebruikt. Er is geen reden voor dwangmedicatie, omdat klager thans
minder last heeft van stemmingswisselingen en daardoor stabieler is in de omgang. In begin 2005 is er voor een korte periode dwangmedicatie toegepast, omdat klager toen erg chaotisch was. De behandelingscoördinator weet niet welke middelen klager nu
gebruikt.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt zijn de hierboven door de Minister onder 3. genoemde criteria opgesteld. Klager voldoet aan deze criteria: klager is in het kader van zijn huidige tbs geherselecteerd;
klager is in 1991 tijdens zijn behandeling gerecidiveerd; de behandelinterventies tijdens de tenuitvoerlegging van deze tbs hebben niet geleid tot reductie van zijn delictgevaarlijkheid; behandelaars in Veldzicht zijn tot de conclusie gekomen dat
klager
als voortdurend delictgevaarlijk kan worden beschouwd, hetgeen door de multidisciplinaire rapportage van 23 en 28 februari 2005 wordt onderschreven. In de psychiatrische rapportage komt naar voren dat zowel uit ervaring als uit de literatuur blijkt dat
bij mensen die lijden aan pedofilie en een persoonlijkheidsstoornis in combinatie met zwakbegaafdheid, het recidiverisico als hoog ingeschat moet worden en de behandelbaarheid als laag. Uit het verloop van de vele jaren die klager in de tbs doorbracht
komt dit ook naar voren. Ter beveiliging van de maatschappij lijkt een longstayplaatsing vanuit forensisch psychiatrisch oogpunt dan ook aangewezen.

Gelet op de uitgebrachte rapportages omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing en het advies van de LAP, welke naar het oordeel van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig
tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven op een longstayafdeling, heeft de Minister er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers behandeling zoals deze plaats had
in Veldzicht niet langer aan het doel daarvan beantwoordde; dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet; en dat derhalve een longstayafdeling vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van klagers
tbs moet worden aangemerkt. Hierbij is met name in aanmerking genomen dat gezien de onbehandelbaarheid van klagers psychopathologie de delictgevaarlijkheid naar verwachting ook op langere termijn zal blijven bestaan.
Aan klagers bezwaar dat de Minister bij de bestreden beslissing is afgegaan op een LAP-advies van 14 september 2002 komt in dit geval geen zwaarwegende betekenis toe. Hoewel het de beroepscommissie op zich zorgvuldig voorkomt dat een dergelijk advies
uit 2002 met het oog op een drie jaar later te nemen beslissing tot plaatsing op een longstayafdeling wordt geactualiseerd, is er in het licht van het multidisciplinair advies van 23 en 28 februari 2005 in het kader van de verlenging van de
tbs-maatregel en de herbevestiging van de longstaystatus van klager door Veldzicht op 14 september 2005 geen aanleiding te veronderstellen dat de LAP in een tweede, meer actueel advies tot een andere conclusie zou zijn gekomen dan verwoord in het
advies van 14 september 2002.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager op de longstayafdeling te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. B. Dekken en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 10 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven