Nummer: 06/1979/SGA
Betreft: [klager] datum: 9 augustus 2006
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift tevens klaagschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het huis van bewaring (h.v.b.) Grave.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld h.v.b. d.d. 31 juli 2006, inhoudende een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan
activiteiten te weten: verzoeker wordt per direct uit het baantje badhulp gezet en tevens van de baantjesafdeling verwijderd, ingaande 31 juli 2006.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 8 augustus 2006.
1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat hij ten onrechte wordt gestraft voor iets waar hij niets mee te maken heeft. Er wordt gesuggereerd dat verzoeker mogelijk betrokken is bij de invoer van drugs. De drugs is bij een andere
gedetineerde gevonden. Hij is nu zijn baantje als badhulp kwijt en is van de baantjesafdeling afgeplaatst, met als gevolg dat hij nu in het weekend geen bezoek meer heeft. Dit heeft gevolgen voor zijn relatie en het bezoek van zijn moeder. Verzoeker is
nu geplaatst op een afdeling waar geen onderwijs is. Verzoeker was voorzitter van de Gedeco. Deze positie vervalt ook als je naar een andere afdeling gaat. Dit alles wordt verzoeker ontnomen op basis van vermoedens die zijn gebaseerd op een
telefoongesprek op vrijdag 28 juli 2006. Omstreeks 11.40 uur heeft verzoeker een ex-gedetineerde van zijn afdeling gebeld die twee weken eerder met ontslag was gegaan. Dit was gewoon een sociaal gesprek. Na ongeveer 7 minuten vroeg hij een andere
gedetineerde aan de telefoon. Die moet vervolgens versluierd taalgebruik hebben gebruikt. Hierna werd het gesprek beëindigd. Vervolgens werd die andere gedetineerde op 30 juli 2006 bij zijn bezoek gepakt met drugs. Verzoeker heeft hier niets mee te
maken. Hij heeft al 18 maanden schone urinecontroles en geen rapport.
Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Op vrijdag 28 juli 2006 constateerde een medewerker dat verzoeker zich in de telefooncel bevond, terwijl hij zich niet van tevoren had ingeschreven op de bellijst voor dat
moment. Dit vormde aanleiding om het gedrag van verzoeker te observeren. De medewerker constateerde dat verzoeker de hoorn aan een andere gedetineerde gaf. Korte tijd later nam verzoeker de hoorn zelf weer in de hand en nam hij het gesprek weer over.
Een en ander is aanleiding geweest om het gesprek af te luisteren. Uit het telefoongesprek zijn sterke aanwijzingen naar voren gekomen dat verzoeker betrokken zou zijn bij de invoer van drugs via een andere gedetineerde van de afdeling. De dag waarop
deze invoer zou plaatsvinden zijn er ook daadwerkelijk drugs aangetroffen bij de bewuste gedetineerde. Dit is de aanleiding geweest om verzoeker uit zijn baantje te zetten en over te plaatsen naar een andere afdeling.
2. De beoordeling
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten in de situaties genoemd onder sub a tot en met d.
In dit geval lijkt de situatie onder sub a aan de orde: indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.
Het tweede lid van voornoemd artikel 23 bepaalt dat de uitsluiting ingevolge het eerste lid onder a of b, ten hoogste twee weken duurt. De directeur kan deze uitsluiting telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is
gekomen dat de noodzaak tot uitsluiting nog bestaat.
De voorzitter stelt vast dat de aan verzoeker opgelegde ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan bepaalde activiteiten op 31 juli 2006 is ingegaan, maar dat geen termijn voor de duur van de maatregel is bepaald. Gelet hierop zijn er termen
aanwezig voor toewijzing van het verzoek, nu de beslissing van de directeur niet voldoet aan de wettelijke vormvoorschriften als bepaald in artikel 23 van de Pbw. De voorzitter zal het verzoek toewijzen voor zover de maatregel de duur van twee weken
overschrijdt.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur voor zover de ordemaatregel de duur van twee weken overschrijdt.
Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 9 augustus 2006
secretaris voorzitter