Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1580/GA, 10 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1580/GA

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 juni 2006 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Schutterswei te Alkmaar, betreffende – kortweg –:
a. het ontbreken van duidelijkheid en communicatie, waardoor klager belemmerd wordt om zijn privé en zakelijke belangen te behartigen;
b. het niet aanbieden van arbeid, waardoor klager 17 uren aaneengesloten ingesloten is geweest;
c. het ten onrechte afwijzen van een verzoek om incidenteel verlof;
d. de vermissing van een per poststuk gezonden geldbedrag van € 75,-;
e. de bureaucratische en inefficiënte werkwijze die de inrichting hanteert;
f. het door de inrichting als klein kind behandeld worden; en
g. het door de selectiefunctionaris onheus worden bejegend.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 augustus 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Rijnmond te Krimpen aan den IJssel, zijn klager noch de directeur verschenen.
Klager heeft schriftelijk verzocht om aanhouding van de behandeling.
De directeur van het h.v.b. Schutterswei heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en te persisteren bij hetgeen door hem ter zitting van de beklagcommissie naar voren is gebracht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Klager heeft om aanhouding van de behandeling verzocht omdat hij:
a. eerst de uitkomst van het onderzoek van de Nationale ombudsman in de onderhavige zaken wenst af te wachten; en
b. onvoldoende tijd heeft gehad om zich op de behandeling van het beroep voor te kunnen bereiden.

Het argument van klager, dat de klachten onderwerp van onderzoek zouden zijn door de ombudsman, en dat de uitkomst daarvan zou moeten worden afgewacht, kan geen reden zijn voor aanhouding van de behandeling. Op grond van artikel 16, aanhef en onder d
van de Wet Nationale ombudsman is de ombudsman immers niet bevoegd een dergelijk onderzoek te doen zolang ten aanzien van de betreffende gedraging anders dan ingevolge een wettelijk geregelde administratiefrechtelijke voorziening een procedure bij een
rechterlijke instantie aanhangig is, dan wel beroep open staat tegen een uitspraak die in een zodanige procedure is gedaan. Zulks is hier het geval.
Nu de uitnodiging voor de zitting van 8 augustus 2006 op 25 juli 2006 aan klager is verzonden, heeft klager naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende tijd gehad om zich op de behandeling van het beroep voor te bereiden. Ook dit argument levert
daarom geen aanleiding voor een aanhouding van de behandeling op.
Het verzoek om aanhouding wordt daarom afgewezen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, A.J. Dost en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven