Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0333/TB, 10 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/333/TB

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J. de Mare, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 9 januari 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juli 2006, gehouden in de locatie Almere, is gehoord namens de Minister, [...].
Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.
Klagers raadsman mr. E.J. de Mare heeft schriftelijk medegedeeld dat hij niet ter zitting zal verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen (hierna: De Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij brief van 9 november 2005 heeft de Dr. S. van Mesdagkliniek klager aangemeld voor plaatsing in een
longstayvoorziening. Bij advies van de landelijke adviescommissie plaatsing (hierna: LAP) van 16 december 2005 is de Minister geadviseerd om klager te plaatsen in een longstayvoorziening. De Minister heeft op 9 januari 2006 beslist klager te plaatsen
in
een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen. Klager is op 29 maart 2006 geplaatst in De Corridor te Zeeland.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in De Corridor.
Hij vindt het onmenselijk dat hij wordt overgeplaatst naar een instelling, waar geen rekening wordt gehouden met de eerste levensbehoeften van de bewoners. In zijn verblijfsruimte in De Corridor heeft klager geen douche, geen toilet en geen wasbak. Hij
zal dagelijks allerlei spullen moeten verhuizen van de slaapcel naar de zitcel, bijvoorbeeld zijn televisie en spullen voor de koffie. De regels in De Corridor zijn van dien aard dat klager meer te maken krijgt met een huis van bewaring dan met een
longstayafdeling. Huisdieren zijn niet toegestaan. Men heeft het weliswaar over kwaliteit van leven, maar klager ziet zijn overplaatsing alleen maar als een achteruitgang en een vermindering ten opzichte van de situatie waarin hij eerder verkeerde.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 5 januari 2006 in verband met de voorgenomen plaatsing gehoord en hij heeft daarbij verklaard dat hij graag overgeplaatst wilde worden naar de longstayafdeling. Deze overplaatsing kon wat hem betreft niet snel genoeg plaatsvinden. Het
beroep van klager richt zich niet tegen de vaststelling dat klager in aanmerking komt voor plaatsing in een longstayvoorziening, maar tegen het uitrustingsniveau van de voorziening, het regime en de mogelijkheden tot het houden van kleine huisdieren.
De
huidige longstayvoorziening van De Corridor voldoet aan de eisen. Dit jaar zal gestart worden met nieuwbouw, die naar verwachting eind 2007 zal worden opgeleverd.
Klager is op 9 november 2005 aangemeld voor plaatsing in een longstayvoorziening. Gelet op het advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing van 16 december 2005 is klager op de centrale wachtlijst geplaatst en vervolgens geselecteerd op basis van
de reguliere aselecte plaatsingsprocedure.
Op 1 oktober 2005 is de penitentiaire bestemming van de p.i. De Corridor komen te vervallen. De voormalige p.i. De Corridor is als longstayafdeling van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting in gebruik genomen en daarom behoeft er geen
uitzonderingsbeslissing ex artikel 3, eerste lid van de Bvt te worden genomen.
Verzocht wordt om het beroep ongegrond te verklaren.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet heeft
geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 9 november 2005, het advies van de LAP van 16 december 2005, welke naar het
oordeel
van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening, heeft de Minister er in redelijkheid van uit mogen gaan dat
voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in de Dr. S. van Mesdagkliniek niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening
vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt. Dit is overigens door klager niet betwist. Hierbij is met name in aanmerking genomen dat klager niet behandelbaar is gebleken en als voortdurend
delictgevaarlijk wordt aangemerkt.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat klagers beroep eerder gericht lijkt tegen de voorzieningen en de huisregels van De Corridor. Overigens heeft klager zijn bezwaren daartegen kenbaar gemaakt op een moment dat hij nog niet geplaatst was in
De Corridor. Voor wat betreft dergelijke klachten kan klager, zoals vermeld in artikel 58, eerste lid, Bvt, een klaagschrift indienen bij de beklagcommissie.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dhr. J.L. Brand en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven