Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1827/GV, 9 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1827/GV

betreft: [klager] datum: 9 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.N. Weski, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 juli 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil afscheid nemen van zijn oom die op sterven ligt. Zijn verzoek is afgewezen vanwege het feit dat een oom niet genoemd wordt in de artikelen 23 en 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: Regeling), waarvan de vraag is
of deze opsomming limitatief moet worden gezien. Het beroep op de aanbeveling van de Raad is terzijde geschoven omdat deze aanwijzing nog niet geïmplementeerd is. Klager heeft een bijzondere band met zijn (Hindoestaanse) oom en heeft daarnaast geruime
tijd bij hem in huis gewoond tijdens een voor klager moeilijke periode, hetgeen de band nog eens heeft versterkt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Een oom behoort niet tot de relaties aan wie een bezoek in het kader van incidenteel verlof mogelijk is. De artikelen 23 en 24 van de Regeling zijn (nog) niet overeenkomstig het advies van de Raad aangepast, zodat de huidige tekst toepasbaar blijft.
Daarbij wijst het openbaar ministerie op het vluchtgevaar, hetgeen nadrukkelijk aan de orde wordt gesteld in het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP).

Op klagers verzoek om incidenteel verlof zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Haaglanden, locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek omdat dit niet valt onder de in de Regeling aangegeven mogelijkheden.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Gravenhage heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek omdat dit niet valt onder de in de Regeling aangegeven mogelijkheden. Daarbij bestaat er een reële kans dat klager zich aan zijn detentie
zal onttrekken

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet.

Krachtens artikel 21 van de Regeling, kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Artikel 23 van de Regeling bepaalt, voor zover
hier van belang, dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende levenspartner, kind, ouder, broer, zuster grootouder of schoonouder van de gedetineerde. Die opsomming is limitatief en de oom komt hierbij
niet voor. Reeds hierom kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven