Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1290/GB, 7 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1290/GB

Betreft: [klager] datum: 7 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.H.W. Spoelstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 mei 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager, strekkende tot de tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde gevangenisstraf door toepassing van elektronische detentie, afgewezen.

2. De feiten
Op 11 mei 2006 is door de selectiefunctionaris beslist dat klager niet in aanmerking komt voor elektronische detentie. Klager dient gevangenisstraf te ondergaan van 60 dagen. Klager diende zich te melden op 22 mei 2006 in Westlinge (beperkt beveiligde
inrichting) te Heerhugowaard, maar heeft zich daar niet gemeld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Klager heeft suïcidale neigingen en ondergaat - mede - daarvoor een behandeling bij Parnassia. Een detentieperiode zal deze behandeling
doorkruisen. Een objectieve reden om de elektronische detentie af te wijzen, is niet aangetroffen in het dossier. Klager heeft een aanvaardbaar verlofadres, spreekt voldoende Nederlands en heeft een geldig identiteitsbewijs. De detentie zal de duur van
90 dagen niet overschrijden. Klager heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft geopteerd om de aan hem opgelegde vrijheidsstraf van 60 dagen te mogen ondergaan als elektronische detentie. Klager kwam daarvoor, gelet op de duur van
zijn
detentie, op zich in aanmerking. Klager is uitgenodigd voor een intakegesprek op 21 april 2006. Tijdens dit intakegesprek heeft klager zelf aangegeven dat hij psychotisch is en daarvoor behandeld wordt. In de circulaire Elektronische Detentie van 7
maart 2005, nummer 5291588/04/DJI, is opgenomen dat veroordeelden bij wie sprake is van (een ernstig vermoeden van) een psychosociale of psychiatrische stoornis, zodanig dat voor het mislukken van elektronische detentie moet worden gevreesd, niet voor
elektronische detentie in aanmerking komen. Op grond hiervan is een negatieve selectiebeslissing genomen. Klager is opgeroepen om zich te melden op 22 mei 2006 in Westlinge, maar hij heeft zich niet gemeld. Aan het bureau individuele medische
advisering
(BIMA) is op 11 mei 2006 om advies gevraagd of er medische bezwaren zijn dat klager op 22 mei 2006 in een detentiesituatie wordt gebracht. Op 22 mei 2006 is van het arrondissementsparket Den Haag bericht ontvangen dat de executie van de vrijheidsstraf
van klager voor een termijn van drie maanden in de wachtstand wordt gezet. Na ontvangst van bericht van het BIMA zal klager pas in september 2006 weer opgeroepen worden.

4. De beoordeling
4.1. Vooruitlopend op wijziging van de Penitentiaire beginselenwet bestaat de mogelijkheid voor zelfmelders, aan wie een vrijheidsstraf is opgelegd van maximaal drie maanden, om elektronische detentie te ondergaan.

4.2. In de circulaire van 7 maart 2005 nr. 5291588/04/DJI is onder punt 5 aanhef en onder g vermeld dat voor deelname aan elektronische detentie niet in aanmerking komen veroordeelden bij wie sprake is van (een ernstig vermoeden van) een
psychosociale of psychiatrische stoornis, zodanig dat voor het mislukken van de elektronische detentie moet worden gevreesd. Klager heeft de selectiefunctionaris medegedeeld psychotisch te zijn en uit de overgelegde medische stukken blijkt dat klager
in
het kader van een voorwaardelijke rechterlijke machtiging behandeld wordt bij Parnassia in verband met een poging tot suïcide en waanideeën. Nu klager niet voldoet aan een van de criteria voor de toepassing van elektronische detentie, kan de afwijzende
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De omstandigheid dat klager wel aan de overige voor de toepassing van elektronische detentie geldende
criteria zou voldoen, maakt dit oordeel niet anders.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven