Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0712/GM, 4 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/712/GM

betreft: [klager] datum: 4 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 2 maart 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juni 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is klager gehoord. Klagers raadsman, mr. E.J.A.A. van Dal, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. De
inrichtingsarts is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 8 december 2005 betreft het verhogen van de dosering Tramadol.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De rug van klager is als gevolg van een ongeval verrot. Hiervoor slikte klager 3x50 mg Tramadol en daarnaast paracetamol. Klager is in de isoleercel geplaatst omdat hij tijdens een urincontrole gescoord
heeft op THC. Gedurende zijn verblijf in de isoleercel heeft de inrichtingsarts in verband met klagers rugpijn de dosering Tramadol verhoogd naar 3x100 mg. Hierin zitten echter opiaten. Klager meent dat het verhogen van de dosering onzorgvuldig is
omdat
hij juist een traject doorloopt om van zijn verslaving af te komen. Tijdens zijn verblijf in de isoleercel heeft het personeel hem de voorgeschreven Tramadol niet uitgereikt. Klager wilde deze medicijnen echter wel innemen. Klager kroop vanwege de pijn
door de isoleercel. Hij heeft dit een paar keer gemeld aan een p.i.w.-er, maar er werd weinig ondernomen. Door dit incident heeft klager een slechte verstandhouding met de inrichtingsarts en het personeel gekregen. De inrichtingsarts heeft weliswaar
zijn excuses aangeboden, maar volgens klager betrof het een mager excuus. Klager wordt thans als een leugenaar gezien.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager krijgt in verband met zijn rugklachten paracetamol en bij teveel pijn Tramadol voorgeschreven. Het gebruik van Tramadol wordt weer afgebouwd zodra het beter met hem gaat. De
inrichtingsarts heeft met klager besproken dat Tramadol een opioïd is. Klager ging accoord met het gebruiken van dit medicijn. In verband met een positieve urinecontrole is klager in de isoleercel geplaatst. De inrichtingsarts heeft klager niet
ongeschikt voor plaatsing in een isoleercel beoordeeld. Klager is hier boos over. Wel is hem een matras verstrekt. In verband met toenemende rugklachten is de dosering Tramadol tijdelijk verhoogd. Dit heeft enige dagen geduurd. De inrichtingsarts
ontkent dat klager door de isoleercel kroop. Hij lag rustig op zijn matras. De uitspraken van klager zijn alleen verklaarbaar door zijn boosheid over de plaatsing in een isoleercel.

3. De beoordeling
Uit de stukken en de ter zitting gegeven toelichting is niet duidelijk geworden waar klager precies over klaagt. Klager lijkt bezwaar te hebben tegen het door de inrichtingsarts voorschrijven van Tramadol. Ter zitting heeft klager echter verklaard dat
hij tijdens zijn verblijf in de isoleercel de voorgeschreven Tramadol wel wilde hebben, maar dat het personeel verzuimd heeft deze aan klager te verstrekken. Voor zover klager het niet eens is met de tijdelijke verhoging van de dosering Tramadol is
onvoldoende aannemelijk geworden dat het handelen van de inrichtingsarts in deze als onzorgvuldig dient te worden aangemerkt.
De klachten van klager lijken samen te hangen met de beslissing van de directeur klager in een isoleercel te plaatsen. Wat betreft deze plaatsing is gebleken dat klager door de inrichtingsarts is beoordeeld en niet ongeschikt voor plaatsing is
bevonden.
Aan klager zijn medicijnen voorgeschreven en er is een matras verstrekt. Dit handelen kan evenmin als onzorgvuldig worden gekenschetst. De stelling van klager dat hij door de isoleercel kroop blijkt niet uit de stukken. Volgens de inrichtingsarts lag
klager in de isoleercel rustig op zijn matras. De door de inrichtingsarts aangeboden excuses zijn naar het oordeel van klager te mager. Hierover heeft klager echter geen klacht ingediend bij de Medisch Adviseur, zodat deze klacht reeds daarom verder
buiten de beoordeling zal blijven.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, mr. Chr.M. Aarts, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 4 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven