Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1108/GM, 4 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1108/GM

betreft: [klager] datum: 4 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 maart 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 9 juni 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te worden gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis Ter Apel heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te
verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 december 2005, betreft het niet adequaat behandelen van klagers klachten na een ongeluk met een transportbus van DV&O.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager heeft na een ongeluk met een transportbus van DV&O nog steeds last van hoofdpijn. Hij kan niet slapen en heeft moeite met ademhalen. Hij heeft hartklachten en regelmatig een bloedneus. Er is geen
diagnose gesteld en hij krijgt geen goede medische behandeling. De inrichtingsarts heeft klager niet verwezen naar een specialist. De door het ziekenhuis voorgeschreven medicijnen heeft klager niet ontvangen. De verstrekte paracetamol hebben geen
effect.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager is geen hartpatiënt en heeft geen astma. Klager is voor zijn klachten aan de nek verwezen naar de
fysiotherapeut en de psycholoog. De inrichtingsarts meent dat sprake is van aggravatie van kleine klachten. De medische dienst heeft ruim voldoende aandacht aan hem besteed en vindt het jammer dat hij dat niet heeft opgepikt. De voorgeschreven
Diclofenac heeft klager gekregen.

3. De beoordeling
Klager is betrokken geraakt bij een ongeval met een transportbus van DV&O. Aan dit ongeval heeft hij klachten overgehouden. Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, is gebleken dat klager na het ongeluk in het ziekenhuis is onderzocht, waarbij
een
foto is gemaakt. Hieruit zijn geen verontrustende afwijkingen geconstateerd. Verder is gebleken dat klager voor zijn klachten met enige regelmaat door de medische dienst is gezien. Aan hem zijn medicijnen verstrekt. Naderhand is niet gebleken dat iets
over het hoofd is gezien. Zonder nadere toelichting van klager moet gelet op het vorenstaande er van worden uitgegaan dat het handelen van de inrichtingsarts zorgvuldig is geweest en derhalve niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel
28
Pm neergelegde norm. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 4 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven