Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1825/SGA, 26 juli 2006, schorsing
Uitspraakdatum:26-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1825/SGA

betreft: [klager] datum: 26 juli 2006

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

de directeur van de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel, verder verzoeker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak d.d. 7 juni 2006 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager.

Het beklag betreft het niet mogen volgen van onderwijs.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en de beslissing van de directeur vernietigd.

De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukkenen het tegen de onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift d.d. 21 juli 2006. Aan klager is de mogelijkheid geboden om schriftelijk te
reageren op het schorsingsverzoek van de directeur. Klager heeft van die mogelijkheid (nog) geen gebruik gemaakt.

1. Het standpunt van verzoeker
Uit de inlichtingen van verzoeker komt naar voren dat na binnenkomst van de uitspraak van de beklagcommissie verzuimd is tijdig beroep in te stellen. Verzoeker vraagt hem echter toch te willen ontvangen in het beroep, gelet op het principiële karakter
van het beklag. Klager is door de directeur uitgesloten van het onderwijs omdat hij een vreemdeling is die een lange straf uit moet zitten, waarna hij Nederland zal worden uitgezet. Op grond van de Koppelingswet worden niet-leerplichtige vreemdelingen,
zoals klager, uitgesloten van onderwijsvoorzieningen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
In dat kader stelt de voorzitter vast, dat het beroepschrift is ingediend buiten de daarvoor gestelde termijn in artikel 69, eerste lid, van de Pbw. Naar zijn voorlopig oordeel is niet aannemelijk dat er sprake is van omstandigheden die een
overschrijding van die termijn zouden kunnen rechtvaardigen. Gelet daarop acht de voorzitter het – nog steeds naar zijn voorlopig oordeel – zodanig aannemelijk dat de beroepscommissie verzoeker
niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn beroep, dat dit in de weg staat aan een toewijzing van het verzoek. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. D.J. Dee, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 juli 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven