Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0704/JA, 12 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Verlof  v

Uitspraak

nummer: 06/704/JA

betreft: [klager] datum: 12 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.J. van Eenennaam, namens

[...], geboren op [1990], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 maart 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Leij te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 april 2006, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. van Eenennaam.

De directeur van de j.j.i. De Leij heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing klager geen verlof te verlenen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft op 30 januari 2006 de zaak behandeld en vervolgens aangehouden tot 20 februari 2006. Klager is niet gehoord op de zitting van 20 februari 2006 en kon derhalve niet reageren op de daar ingebrachte stukken.
Volgens de directeur was klager na een verblijf van een aantal weken in De Leij nog zo onrustig dat hij niet op verlof kon. De voogd en de mentor ondersteunden echter het verlof van klager. Vervolgens werd door de directeur aangevoerd dat er geen
personeel beschikbaar was om het verlof te begeleiden. Dit is echter weer een ander argument.
Op de zitting van 20 februari 2006 is een emailbericht van de orthopedagoge [A] besproken. Deze orthopedagoge is van mening dat er geen duidelijk plan was ten aanzien van het verlof van klager. Pas in tweede instantie is dit inhoudelijke argument aan
de
orde gekomen. De werkelijke reden om geen verlof toe te staan is personeelsgebrek.
Klager voegt hieraan het volgende toe. Hij had in het begin ruzie met zijn voogd. Zij had hem beloofd dat hij in een internaat geplaatst zou worden en toen werd hij toch in een jeugdinrichting geplaatst. Klager vindt het niet terecht dat hij in de
gevangenis zit met jongeren die een strafbaar feit gepleegd hebben. Klager gaat binnenkort naar een open inrichting in Alphen aan den Rijn. Dit gaat in fasen. Vanaf 15 juni 2006 zal hij daar verblijven.
Namens klager wordt verzocht om tegemoetkoming in de kosten van professionele ondersteuning bij onderhavige beroepschriftprocedure.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Namens klager is aangevoerd dat het onderzoek van de beklagrechter onvoldoende en/of onvolledig is geweest, omdat hij op de aangehouden zitting van 20 februari 2006 niet gehoord is. Hieraan kan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten
gronde wordt beoordeeld.

Voor zover in beroep van belang bepaalt artikel 29, eerste lid, Bjj, dat de directeur een jeugdige die in een inrichting verblijft op grond van de tenuitvoerlegging van een maatregel, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, Bjj in de
gelegenheid
stelt de inrichting ten minste eenmaal per zes weken voor een periode van ten minste twaalf uren te verlaten. Krachtens het tweede lid, onder b van artikel 29 Bjj kan de directeur hiervan afwijken, indien - voor zover hier van belang - naar zijn
redelijk oordeel de jeugdige een gevaar voor zichzelf of de omgeving oplevert.
Op grond van het bepaalde in artikel 31, vierde lid, Reglement justitiële jeugdinrichtingen is de directeur bevoegd te bepalen dat verlof alleen onder begeleiding zal plaatsvinden. In dat geval mag een jeugdige alleen onder begeleiding van het
inrichtingspersoneel de inrichting verlaten.
De directeur heeft besloten dat klager alleen onder begeleiding met verlof mocht vanwege het feit dat klager een crisisjongere is en niet onbegeleid op verlof kon gaan, omdat hij een gevaar voor zichzelf was. Verlof heeft geen doorgang gevonden omdat
er
geen personeel beschikbaar was om klager tijdens het verlof te begeleiden en verlofverlening geen onderdeel was van klagers plan van aanpak.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur in strijd met de wet is en onredelijk en onbillijk moet worden genoemd, nu in ieder geval de wetgever niet heeft beoogd civielrechtelijk geplaatste jeugdigen in een opvanginrichting
geen verlof toe te staan. Blijkens de Memorie van Toelichting op artikel 29 Bjj geeft dit artikel regels voor verlof voor civielrechtelijk geplaatsten in zowel een opvang- als in een behandelinrichting.

De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, zal aan klager een tegemoetkoming worden toegekend van € 50,= .

De Bjj voorziet overigens niet in de mogelijkheid van vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van
€ 50,=.

Wijst af het verzoek om een vergoeding van kosten van rechtsbijstand.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, mr. F.G.A. ten Siethoff en drs. I.Wijers, leden, bijgestaan door mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 12 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven