Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1759/STB, 20 juli 2006, schorsing
Uitspraakdatum:20-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1759/STB

betreft: [klager] datum: 20 juli 2006

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek,

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de Minister van Justitie
(Minister), inhoudende plaatsing van verzoeker in de tbs-kliniek FPC De Kijvelanden te Poortugaal.
De beslissing van 29 juni 2006 is genomen, nadat de beroepscommissie bij uitspraak 05/2710/TB van 29 mei 2006 het beroep van verzoeker tegen een eerdere beslissing van 26 oktober 2005 tot plaatsing van verzoeker in een longstayvoorziening van de
Pompestichting gegrond heeft verklaard, laatstbedoelde beslissing heeft vernietigd en de Minister heeft opgedragen binnen uiterlijk een maand na ontvangst van die uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 11 juli 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de Minister van 17 juli 2006.

1. De standpunten
Namens verzoeker wordt gevraagd om schorsing van de tenuitvoerlegging van de hem op 6 juli 2006 bekend geworden beslissing, nu de beroepscommissie bij uitspraak 05/2710/TB van 29 mei 2006 zijn beroep tegen een eerdere beslissing tot plaatsing in een
longstayvoorziening van de Pompestichting gegrond heeft verklaard.
Namens verzoeker is nog het volgende naar voren gebracht. Verzoeker kan zich verenigen met de beslissing voor zover deze inhoudt dat de plaatsingsbeschikking waarbij hij is geplaatst op de longstayafdeling van de Pompekliniek te Vught komt te
vervallen,
maar dat hij zich niet kan verenigen met de beslissing voor zover deze inhoudt dat hij wordt geplaatst in de tbs-kliniek De Kijvelanden. De afgelopen dagen hebben verzoeker en zijn raadsman een aantal malen contact gehad met medewerkers van De
Kijvelanden. Waar aanvankelijk eerst slechts geluiden te horen waren dat verzoeker niet meer welkom was in De Kijvelanden, heeft op 13 juli 2006 het hoofd sector in- en uitstroom van De Kijvelanden aan de raadsman medegedeeld dat zij niet wil dat
verzoeker terugkeert in de inrichting. Van een plaatsing in De Kijvelanden moet dan ook helemaal niets verwacht worden, behalve dan wellicht een hoop stress en ergernis bij verzoeker.
Niet alleen uit de aanmeldingsbrief van 29 december 2004, maar ook uit diverse andere stukken blijkt dat De Kijvelanden geen mogelijkheden ziet om verzoeker te behandelen, dan wel te resocialiseren. Diverse resocialisatiepogingen zijn op niets
uitgelopen, waarna De Kijvelanden verzoeker heeft aangemeld voor een longstayplaatsing. Verzoeker is van mening dat het dan ook geen zin heeft hem terug te sturen naar de kliniek die het niet met hem ziet zitten. Dit klemt te meer, daar de huidige
plaatsing met name is bedoeld om tot enige vorm van resocialisatie te komen. Hieromtrent is eveneens door de behandelcoördinator van de Pompestichting op 22 juni 2006 aan de Minister gerapporteerd. Verzoeker heeft geluiden opgevangen dat hij door De
Kijvelanden zal worden aangeboden voor een ruil. Ook De Kijvelanden is kennelijk van mening dat een andere kliniek maar met verzoeker aan de slag moet. Dit strookt met de bevindingen zoals door De Kijvelanden verwoord in een groot aantal stukken en
bescheiden. Gezien het vorenstaande is verzoeker dan ook van mening dat hij dient te worden geplaatst in een kliniek die wel voornemens is te gaan doen dat wat door anderen is geadviseerd. In De Kijvelanden krijgt hij die kans niet. Dat is ook de reden
waarom verzoeker van mening is dat het besluit van de Minister van 29 juni 2006 niet in stand kan blijven.

Namens de Minister is het volgende aangegeven. Verzoeker werd op 9 juli 2002 opgenomen in de tbs-kliniek De Kijvelanden. Bij brief van 5 januari 2005 heeft het hoofd van De Kijvelanden verzoeker aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij
advies van 17 maart 2005 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat verzoeker voldoet aan de longstayindicatie en is geadviseerd verzoeker te plaatsen op een longstayafdeling. Bij beschikking van 26 oktober 2005 is verzoeker
geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Bij brief van 3 november 2005 heeft verzoeker beroep aangetekend tegen dit besluit. Bij uitspraak van 29 mei 2006 is het beroep van verzoeker tegen plaatsing in een longstayvoorziening van de
Pompestichting gegrond verklaard en heeft de beroepscommissie de Minister opgedragen een nieuw besluit te nemen. Bij brief van 13 juni 2006 is de Pompestichting verzocht om de Minister nader omtrent verzoeker te informeren. Bij brief van 22 juni 2006
heeft de Pompestichting aan dit verzoek voldaan. Bij besluit van 29 juni 2006 heeft de Minister de beschikking van 26 oktober 2005 ingetrokken. Verzoeker is voorafgaand op 26 juni 2006 gehoord en het besluit is op 6 juli 2006 aan verzoeker uitgereikt.
Met de intrekking van dit besluit herleefde ten aanzien van verzoeker het plaatsingsbesluit, zoals dat gold tot 26 oktober 2005. Bij besluit van 19 juni 2002 is verzoeker geplaatst in de tbs-kliniek De Kijvelanden. Met de intrekking van het besluit tot
plaatsing van verzoeker in een longstayvoorziening van de Pompestichting zal verzoeker dus opnieuw geplaatst worden in De Kijvelanden. De omstandigheid dat het hoofd behandeling van deze kliniek te kennen gegeven zou hebben verzoeker niet te willen
behandelen, doet hier niet aan af. Voor zover hiervan sprake mocht zijn, kan de kliniek aan de Minister een voorstel doen tot herselectie van verzoeker naar een andere kliniek. Hiervan is thans nog niets gebleken. Voor zover verzoeker klachten mocht
krijgen ten aanzien van de behandeling in De Kijvelanden kan hij zich via de procedure, zoals beschreven in artikel 55 e.v. Bvt, wenden tot de commissie van toezicht.
Er zijn thans geen redenen om tot schorsing van de plaatsing over te gaan. De beslissing tot herplaatsing van verzoeker in De Kijvelanden vloeit immers rechtstreeks voort uit de intrekking van het besluit tot plaatsing van verzoeker in een
longstayvoorziening van de Pompekliniek.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van de Minister slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom
slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de in beroep bestreden beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Bij beslissing van de beroepscommissie van 29 mei 2006 is het besluit van de Minister van 26 oktober 2005 tot plaatsing van verzoeker in een longstayvoorziening van de Pompestichting vernietigd, met opdracht aan de Minister een nieuwe beslissing te
nemen. In de reactie van de Minister van 17 juli 2006 op het onderhavige schorsingsverzoek wordt gesteld dat de Minister zijn besluit op 26 oktober 2005 heeft ingetrokken, weshalve dat zijn besluit van 19 juni 2002 tot plaatsing van verzoeker in De
Kijvelanden zou herleven. Naar het voorlopig ordeel van de voorzitter lijkt dit, nu de beslissing reeds door de beroepscommissie is vernietigd, een onwenselijke gang van zaken.
Uit de stukken kan afgeleid worden dat De Kijvelanden geen enkel perspectief ziet in een heropname van verzoeker. Bovendien stelt, naast het Pro Justitia rapport van de onafhankelijk deskundige Zuidhof van 17 oktober 2005 waarin wordt geadviseerd
zorgvuldig onderzoek te verrichten naar een nieuw resocialisatietraject voor verzoeker, ook de Pompestichting in haar schrijven van 22 juni 2006 aan DJI dat het zeer de vraag is of een longstayplaatsing een juiste maatregel is met name gelet op de
onevenredigheid daarvan met de ernst van het gedrag van verzoeker.
Een terugplaatsing van verzoeker naar De Kijvelanden, waar hij niet gewenst is, hoogstwaarschijnlijk om aldaar (langdurig) te wachten op een nieuw plaatsingsbesluit na herselectie c.q. ruiling lijkt zeker niet in het belang van verzoeker. Temeer niet
nu de Pompestichting een strak resocialisatietraject in overweging geeft, waarin voorzien zou kunnen worden door een waarschijnlijk langdurig verblijf in een low care voorziening.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de Minister.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Buin, secretaris, op 20 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven