Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1121/GB, 24 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1121/GB

Betreft: [klager] datum: 24 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 maart 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Grave ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 29 augustus 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Haaglanden te Den Haag. Op 22 februari 2006 is hij geplaatst in de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klagers vader is 65 jaar en heeft suikerziekte. Hij valt regelmatig flauw, waardoor het niet verantwoord is om hem een lange reis te laten maken. De vriendin van klager werkt en omdat zij een lange reis moet maken om klager te bezoeken zou zij een
vrije
dag moeten nemen, hetgeen niet elke keer kan. Klager heeft alleen eens in de zoveel tijd bezoek en vindt dat emotioneel zwaar.
Daarnaast zou klager een opleiding willen volgen. In Grave zijn de opleidingen gericht op werk in de bouw, terwijl klager naar eigen zeggen twee ‘linker handen’ heeft. Klager zou graag worden overgeplaatst naar Zoetermeer of Alphen aan den Rijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld in eerste aanleg en in het kader van nieuwe wetgeving doorgeplaatst naar de gevangenis Grave. De problemen die klager heeft met zijn plaatsing in Grave zijn begrijpelijk, echter gezien de na 1 januari 2006 ontstane situatie, de
wet
doorplaatsing, dient de nieuwe gevangeniscapaciteit (niet in het westen van het land) te worden gevuld. Het lijkt de selectiefunctionaris een goede zaak dat klager zo snel mogelijk een verzoek bij het bureau selectie en detentiebegeleiding (b.s.d.)
neerlegt om hem voor te stellen voor overplaatsing naar een gevangenis in het westen van het land, want daartoe bestaat geen enkel beletsel.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Grave is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, met name gelet op de wet doorplaatsing, niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De
selectiefunctionaris geeft echter in zijn reactie op het beroep aan geen beletsel te zien voor overplaatsing naar een gevangenis in het westen van het land en adviseert klager zelfs om het b.s.d. te verzoeken hem voor overplaatsing voor te dragen. Dit
maakt dat de bestreden beslissing dient te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 24 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven