Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1644/SGA, 5 juli 2006, schorsing
Uitspraakdatum:05-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/1644/SGA

Betreft: [klager] datum: 5 juli 2006

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting, inhoudende dat van de advocaat afkomstige post en/of poststukken bij
gelegenheid van celinspecties nader mogen worden onderzocht buiten de aanwezigheid van verzoeker.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 20 juni 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 5 juli 2006.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de directeur dat zijn geprivilegieerde post buiten zijn aanwezigheid tijdens celinspecties zal worden onderzocht Verzoeker is van mening dat dit in strijd is met het omtrent
geprivilegieerde post bepaalde in de Pbw.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Verzoeker heeft in zijn cel een dichtgeplakte doos staan met daarin volgens hem geprivilegieerde post. Deze door wordt door hem steeds opnieuw met tape dichtgeplakt.
Verzoeker
is van mening dat deze doos niet mag worden gecontroleerd buiten zijn aanwezigheid. De directeur is van mening dat alle in een cel voorhanden voorwerpen mogen worden gecontroleerd op contrabande en dat deze daartoe ook geopend mogen worden. Indien
daarbij stukken worden aangetroffen, waarvan duidelijk is dat deze afkomstig zijn van een persoon als bedoeld in art. 37, eerste lid, van de Pbw, wordt van de inhoud daarvan uiteraard geen kennis genomen.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Van belang is dat geen kennis wordt genomen van de inhoud verzoekers poststukken, zodra duidelijk is dat deze afkomstig is van een persoon als
bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pbw Uit hetgeen door de directeur naar voren is gebracht, wordt – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk, dat bij de celcontrole wordt voldaan aan het bepaalde van
artikel 37 van de Pbw. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 juli 2006.

secretaris voorzitter

Naar boven