Nummer: 06/1010/GB
Betreft: [klager] datum: 17 juli 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y. Tamer, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 april 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het verzoek van en namens klager, strekkende tot de tenuitvoerlegging van de aan klager opgelegde vervangende hechtenis door toepassing van elektronische detentie, afgewezen.
2. De feiten
Op 6 april 2006 is door de selectiefunctionaris beslist dat klager niet in aanmerking komt voor elektronische detentie. Klager dient vervangende hechtenis te ondergaan van 90 dagen, ingaande op 3 april 2006 en eindigend op 30 juni 2006.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De reden voor de afwijzing van het verzoek om de hem opgelegde vrijheidsbeneming door middel van elektronische detentie te mogen ondergaan is gelegen in de omstandigheid dat klager niet beschikt over een geldig identiteitsbewijs. Klager bezit een
dergelijk document niet omdat hij asielzoeker is en hij dit identiteitsbewijs bij binnenkomst in Nederland niet in zijn bezit had. Anders dan vaak het geval is, is aan klager ook niet een zogenaamd w-document verstrekt. Nu hij ook in Nederland nimmer
in
het bezit is gesteld van een geldig identiteitsbewijs, kan hem dat ook niet worden tegengeworpen. Om die reden is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd.
3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft geopteerd om de aan hem opgelegde vrijheidsstraf van 90 dagen te mogen ondergaan als elektronische detentie. Klager kwam daarvoor, gelet op de duur van
zijn
detentie, op zich in aanmerking. Klager is uitgenodigd voor een intakegesprek bij de Penitentiaire Inrichting Administratief te Rotterdam voor het opstarten van het elektronisch detentie-traject. Gedurende het intakegesprek is beoordeeld of klager
voldeed aan alle criteria voor dat traject. Klager bleek niet aan alle criteria te voldoen. Hij beschikte niet over een – zoals voorgeschreven in de circulaire van 7 maart 2005 (met kenmerk 5291588/04/DJI) – geldig identiteitsbewijs. Om die reden is
hij
niet geschikt bevonden voor deelname aan elektronische detentie.
4. De beoordeling
4.1. Vooruitlopend op wijziging van de Penitentiaire beginselenwet bestaat de mogelijkheid voor zelfmelders, aan wie een vrijheidsstraf is opgelegd van maximaal drie maanden, om elektronische detentie te ondergaan.
4.2. Nu klager niet voldoet aan een van de criteria voor de toepassing van elektronische detentie, te weten in het bezit zijn van een geldig legitimatiebewijs, kan niet worden gezegd dat de afwijzende beslissing van de selectiefunctionaris is
genomen
in strijd met een wettelijk voorschrift, noch dat die beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. De omstandigheid dat klager wel aan de
overige voor de toepassing van elektronische detentie geldende criteria zou voldoen, maakt dit oordeel niet anders.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 juli 2006
secretaris voorzitter