nummer: 06/1203/GV
betreft: [klager] datum: 11 juli 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 april 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangegeven dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen in verband met een nog openstaande strafzaak van klager.
Die
zaak betreft geen grote strafzaak. Volgens klagers advocaat zal deze strafzaak, waar een boete van € 240,= aan vastzit, pas na klagers detentie worden behandeld. Klager heeft indertijd nog geprobeerd deze strafzaak mee te laten nemen maar dat is niet
gelukt. Hij gedraagt zich tijdens zijn detentie goed en heeft in Grave nooit positief gescoord op de urinecontroles. Hij zal zich bij een verleend verlof ook goed gedragen en tijdig terugkeren.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij de beoordeling van het verzoek om algemeen verlof is bekend geworden dat klager nog een openstaande strafzaak heeft. Om die reden is door de directeur negatief geadviseerd en door de selectiefunctionaris negatief beslist. De selectiefunctionaris
heeft navraag laten doen naar de stand van zaken met betrekking tot die strafzaak. Daaruit kwam naar voren dat er nog geen datum voor de zitting gepland stond, terwijl ook nog niet aangegeven kom worden of die zaak voor het einde van zijn detentie
behandeld zal worden. Gelet daarop staat de einddatum van klagers detentie thans nog niet vast en daarom komt hij niet in aanmerking voor algemeen verlof.
De directeur van de locatie Oosterhoek te Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens – kortweg – handelen in strijd met het bepaalde in de artikelen 175, 176a, 178 en 188 van het wetboek van strafrecht. Aansluitend dient hij veertien dagen hechtenis te ondergaan. De
wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 januari 2007.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.
Op grond van het bepaalde in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling), komt een gedetineerde in aanmerking voor algemeen verlof
wanneer zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste één jaar bedraagt.
Door de beroepscommissie is navraag gedaan bij het openbaar ministerie naar de stand van zaken met betrekking tot die openstaande strafzaak van klager. Van de zijde van het openbaar ministerie is op die navraag niet geantwoord. Gelet daarop is
onvoldoende aannemelijk geworden dat de tegen klager nog openstaande strafzaak zal worden afgedaan tijdens klagers huidige detentie. Het moet er vooralsnog voor gehouden worden dat het strafrestant ten hoogste nog een jaar bedraagt. Klager voldoet
mitsdien aan de eis van artikel 14, eerste lid, onder b van de Regeling.
Nu de afwijzing van het verzoek enkel is gegrond op het niet voldoen aan die hiervoor genoemde eis van artikel 14 van de Regeling, kan de afwijzende beslissing van de Minister niet in stand blijven. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De
beslissing van de Minister zal worden vernietigd en hem zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van drie weken (na ontvangst).
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 juli 2006.
secretaris voorzitter