Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0927/GA, 29 juni 2006, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/927/GA

betreft: [klager] datum: 29 juni 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 maart 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij het paviljoen IV-A Demersluis te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2006, gehouden in de penitentaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], directeur bij voormeld paviljoen. De raadsvrouw van klager, mr. N. Flikkenschild, heeft schriftelijk bericht niet ter
zitting aanwezig te zullen zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering op cel door personeel van de inrichting (bewaardersarrest);
b. weigering uitsluiting van cel voor deelname aan het dagprogramma;
c. een disciplinaire straf van viereneenhalve dag opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het beledigen en het bedreigen van het personeel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is zonder geldige reden gestraft. Het zijn allemaal leugens. Hij was op zaterdag 19 november 2005 op de recreatie aan het schoonmaken.
Medegedetineerde [A] sprak klager aan. [A] had geen bovenkleding voor het sporten. Klager zei in zijn moedertaal (papiamento) dat hij hem een T-shirt zou geven. Klager ging door met schoonmaken totdat het personeel tegen hem zei dat klager een rapport
zou krijgen omdat hij met de betreffende medegedetineerde had gesproken. Klager wist niet dat medegedetineerde [A] in beperkingen zat. Klager ontkent het personeel uitgescholden te hebben. Hij heeft niets gezegd. Medegedetineerde [A] was aan het
praten.
Klager had een dweilmop in zijn handen, doch er was geen sprake van dreigen met die mop. Volgens klager heeft dit incident te maken met het feit dat bij de commissie van toezicht melding is gemaakt van klachten over personeel. Het personeel heeft
klager
gedreigd met overplaatsing naar de p.i. Vught als hij in beklag zou gaan.

De directeur beroept zich op het op ambtseed opgemaakte rapport. Personen die in beperkingen zijn geplaatst kunnen in aanmerking komen voor een baantje buiten hun cel, mits er geen contact is met andere gedetineerden. Alle gedetineerden zijn hiervan op
de hoogte. Het tijdsverloop tussen het opmaken van rapport en de beslissing heeft te maken met het feit dat de directeur op zondag weekenddienst verricht in enkele inrichtingen. Bij de oplegging van de straf is rekening gehouden met het feit dat er
sprake is van enige overschrijding van de termijn.

3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 24, vierde lid, Pbw kan een ambtenaar of medewerker van de inrichting een gedetineerde voor ten hoogste vijftien uren afzonderen (bewaardersarrest). Vast is komen te staan dat deze termijn met één uur en drie kwartier is
overschreden. Het beroep dient in zoverre (formeel) gegrond te worden verklaard. Materieel bezien acht de beroepscommissie het aannemelijk dat klager zich beledigend en bedreigend heeft geuit richting het personeel van de inrichting. Gelet op artikel
23, eerste lid, onder a, Pbw levert dit een grond op voor het opleggen van een ordemaatregel. Klagers beroep dient in zoverre ongegrond te worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming nu de
overschrijding van de termijn van meet af aan onderkend is en daarmee rekening is gehouden bij de strafoplegging.

b.
Op grond van artikel 24, tweede lid, Pbw neemt de gedetineerde gedurende de afzondering niet deel aan activiteiten, voor zover de directeur niet anders bepaalt en behoudens het dagelijkse verblijf in de buitenlucht. Gelet hierop is de beslissing van de
directeur klager niet uit te sluiten van zijn cel voor deelname aan het dagprogramma niet onredelijk of onbillijk.

c.
Op grond van artikel 58, eerste lid, Pbw geeft de directeur van elke beslissing als bedoeld in artikel 57, eerste lid, Pbw onverwijld schriftelijk een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling. Uit de Memorie van toelichting bij
voormeld artikel 58 komt naar voren dat het begrip onverwijld aangeeft dat de mededeling zonder onnodig uitstel dient te worden verstrekt. In de praktijk zal dit vrijwel altijd binnen 24 uren kunnen geschieden. De beroepscommissie is van oordeel dat
een
kleine overschrijding van de termijn van 24 uren in het weekend te billijken is. Uit de toelichting van de directeur ter zitting is naar voren gekomen dat de directeur in het weekend verantwoordelijk is voor de afhandeling van rapporten van een aantal
inrichtingen, hetgeen ertoe kan leiden dat de termijn van 24 uren niet altijd gehaald wordt. De beslissing van de directeur aan klager een disciplinaire straf op te leggen is bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of
onbillijk. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond wat betreft de overschrijding van de maximale termijn van vijftien uren bewaardersarrest. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre en verklaart het beklag op dit onderdeel alsnog
gegrond. Voor het overige verklaart zij het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 29 juni 2006

secretaris voorzitter

Naar boven