Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0066/GB, 22 juni 2006, beroep
Uitspraakdatum:22-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/66/GB

Betreft: [klager] datum: 22 juni 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 december 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon afgewezen

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 3 maart 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Tilburg. Op 4 mei 2005 is hij geplaatst in de gevangenis De Geerhorst te Sittard, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager onderging een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 3 maart 2005 en eindigde op 7 november 2005. Aansluitend onderging hij een principale hechtenis van 12 dagen. Daarop
aansluitend heeft hij een vervangende hechtenis taakstraf (vhts) ondergaan. Klager is op 3 maart 2006 in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Het criterium dat het in geval van toepassing van vhts niet mogelijk zou zijn in een b.b.i. geplaatst te worden is niet terug te vinden in de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing gedetineerden (hierna: de Regeling). In het door het bureau
selectiefunctionarissen uitgegeven schema detentiefasering van 7 maart 2005 wordt gesteld dat gedetineerden met uitsluitend vhts niet in aanmerking komen voor plaatsing in een b.b.i.. In het geval van klager is hiervan geen sprake omdat hij de vhts
aansluitend aan een gevangenisstraf en een principale hechtenis ondergaat. Op de laatste pagina van eerdergenoemd schema staat aangegeven dat bij een combinatie van gevangenisstraf en vervangende hechtenis en eventuele gijzelingen wel een plaatsing in
een b.b.i. mogelijk is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Formeel is de regelgeving over detentiefasering met een vhts niet vastgelegd in de Pbw, en evenmin in de Regeling. Gelet op het karakter van deze sanctie is het niet logisch een gedetineerde in te sluiten in een inrichting met meer vrijheden dan wel
een
penitentiair programma.
Klager onderging gevangenisstraf en aansluitend principale hechtenis. Hij was ten tijde van de bestreden beslissing ingesloten voor een vhts. In de reactie op het beroep is hieraan nog toegevoegd dat klager de vhts ondergaat na zijn gevangenisstraf,
doch dat ten tijde van het opstellen van het advies van de inrichting ter ondersteuning van klagers verzoek om overplaatsing van 14 november 2005 ten aanzien van hem slechts nog sprake was van een vhts, welke was ingegaan op 14 november 2005.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal
achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
Onder gedetineerden moeten volgens artikel 1, aanhef en onder e, van de Pbw onder meer personen worden verstaan die een vrijheidsbenemende straf ondergaan. Onder vrijheidsbenemende straf worden ingevolge artikel 1, aanhef en artikel 5 van de Pbw
verstaan, voor zover hier van belang, gevangenisstraf en (vervangende) hechtenis.

4.2. In de toelichting op artikel 3 van de Regeling staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
voor
die beoordeling is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De selectiefunctionaris stelt dat klager, nu de vhts aansluitend aan de gevangenisstraf is ten uitvoer gelegd, voor overplaatsing naar een b.b.i. in aanmerking zou zijn gekomen, indien deze beslissing zou zijn genomen op het moment dat hij nog
zijn gevangenisstraf onderging. Nu die straf was geëxpireerd, is klager in de situatie gekomen waarin hij slechts een vhts ondergaat en ingevolge het beleid van de selectiefunctionaris niet voor overplaatsing naar een b.b.i. in aanmerking komt.
Het hierboven onder 4.1 gegeven wettelijk kader houdt niet in dat onderscheid gemaakt kan worden voor de plaatsing in een b.b.i. tussen degenen die uitsluitend vhts ondergaan en degenen die de vhts aansluitend aan een andere vrijheidsbenemende straf
ondergaan. Daaraan kan niet afdoen dat de Regeling aanwijzing executie van de (vervangende) vrijheidsstraffen (Stcrt 4 juli 2003, nr, 127) bepaalt dat de executie van de vhts in een huis van bewaring dient plaats te vinden.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet derhalve bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Nu klager inmiddels in vrijheid is draagt zij de selectiefunctionaris niet op een nieuwe beslissing te nemen.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 225,=

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 22 juni 2006

secretaris voorzitter

Naar boven