Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2974/GB, 29 juni 2006, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2974/GB

Betreft: [klager] datum: 29 juni 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.B. Boone, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 november 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 2 februari 2006 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar unit 4 BIBA te Den Haag ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 8 juni 2001 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Dordrecht. Op 17 november 2005 is hij overgeplaatst naar unit 4 BIBA, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Klager is overgeplaatst op basis van informatie uit psychologische rapportage. Deze rapportage is echter niet overgelegd. De indruk wordt gewekt dat klager een psychiatrisch patiënt zou zijn, dan wel lijdt aan een psychische aandoening. Uit de stukken
blijkt daar niet van. Klager wil graag de rapportage daaromtrent inzien. Hier is om gevraagd, maar inzage is expliciet geweigerd.
Voorts wordt klager tegengeworpen dat hij zijn ontlasting zou verstoppen. Hiervan is echter in het geheel geen sprake. Als gevolg van een operatie aan zijn aambeien kon klager niet altijd zijn ontlasting goed ophouden. Dit heeft er éénmaal toe geleid
dat hij zijn ontlasting onder de douche heeft laten komen en vervolgens door het afvoerputje heeft weggedrukt.
Bijkomend aspect is dat klager en zijn partner een kinderwens hebben. In de Dordtse Poorten had hij tweemaal per maand anderhalf uur bezoek zonder toezicht, nu heeft hij slechts éénmaal per maand een uur.
Klager heeft hieraan nog het volgende toegevoegd.
In het regime voor beperkt gemeenschapsgeschikten verblijven gedetineerden die begeleid moeten worden en medicijnen slikken. Klager vindt dat hij er niet thuis hoort, hij zit er absoluut niet op zijn plaats. Ook de bewaarders geven aan niet te
begrijpen
waarom klager daar zit.
Wat het incident met zijn ontlasting betreft merkt klager nog op dat hij na de operatie moeite had met zijn ontlasting. Onder de warme douche kwam het er ineens uit. Dit is éénmaal gebeurd, klager heeft alles naderhand schoongemaakt.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het kader van de selectie in eerste aanleg werd door de psychologe van het penitentiair selectiecentrum op 2 maart 2005 gerapporteerd over klager. In deze rapportage kwam naar voren dat klager feitelijk niet groepsgeschikt kan worden genoemd. Zij
adviseerde ten zeerste klager onder de aandacht te brengen van het psycho medisch overleg. Ook werd een beheersmatige aanpak en plaatsing op een afdeling waar voldoende structuur aanwezig is geadviseerd. Gedacht werd aan plaatsing op een afdeling met
een regime voor beperkt gemeenschapsgeschikten (b.g.g.). Desondanks is op 14 april 2005 besloten klager te selecteren voor een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap, met de aanbeveling hem daar onder te brengen op een kleine
overzichtelijke
afdeling. Op 9 mei 2005 werd klager geplaatst in de gevangenis Dordrecht. Na een kort verblijf op de inkomstenafdeling werd hij doorgeplaatst naar de luwteafdeling, dit vanwege zijn toch wat vreemde en dwangmatige gedrag. Er wordt gesproken van een man
met obsessief-compulsieve stoornis en narcistische trekken in de persoonlijkheid. Door zijn ontlasting op diverse plaatsen achter te laten of te verstoppen roept hij veel weerstand en agressie op bij medegedetineerden. Door de inrichtingspsycholoog van
de gevangenis Dordrecht werd op 19 september 2005 aanbevolen om klager in een zorgsetting te plaatsen dan wel in een b.g.g.-setting met een hoog zorgniveau. Op 15 november 2005 is besloten klager te selecteren voor de BIBA Den Haag.

4. De beoordeling
4.1. Unit 4 gevangenis BIBA te Den Haag is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige contra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Op basis van hetgeen door de psycholoog van de gevangenis Dordrecht over klager werd
gerapporteerd heeft de selectiefunctionaris kunnen concluderen dat klager niet langer te handhaven was in een regime van algehele gemeenschap. Gelet op het gedrag en de persoonlijkheid van klager was plaatsing in een overzichtelijke, goed
gestructureerde zorgsetting duidelijk geïndiceerd. Vanwege zijn dwangmatige en vervuilende gedrag in combinatie met het gegeven dat hij als groepsongeschikt wordt aangemerkt, kan de beslissing tot plaatsing in de BIBA niet als onredelijk en onbillijk
worden aangemerkt.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat klager desgewenst bij de inrichtingspsycholoog om inzage van zijn psychologisch rapport kan vragen.

De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan mitsdien, nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 29 juni 2006

secretaris voorzitter

Naar boven