Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1462/GV, 29 juni 2006, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1462/GV

betreft: [klager] datum: 29 juni 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.J.H. Corten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 mei 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager is opgeroepen om zich op 7 november 2005 te melden in verband met het ondergaan van de aan hem
opgelegde gevangenisstraf. Klager heeft in verband met zijn gezondheidstoestand om uitstel verzocht en dit is hem toegekend. Vervolgens is hij wederom opgeroepen om zich op 6 maart 2006 te melden. Wederom is verzocht om uitstel. Klager bezocht toen
inmiddels de afdeling heelkunde/abdominale chirurgie van het UMC te Nijmegen. Het verzoek tot uitstel is afgewezen en klager heeft zich op 6 maart 2006 gemeld voor het ondergaan van de gevangenisstraf. Klager is inmiddels mondeling medegedeeld dat hij
naar verwachting op 18 augustus 2006 overgeplaatst zal worden naar de zeer beperkt beveiligde inrichting Roermond en dat hij vanaf 17 november 2006 in aanmerking zal komen voor elektronische detentie. Zijn v.i.-datum is 17 februari 2007. Klager is
inmiddels op 8 juni 2006 geopereerd. Naar verwachting zal hij een à twee weken in het ziekenhuis verblijven en vervolgens gedurende een periode van drie maanden dienen te revalideren. Om infectiegevaar te voorkomen, heeft klager, mede op advies van de
hem behandelend specialist, een verzoek tot strafonderbreking gedaan. Zijn concubine kan hem gedurende de periode van revalidatie een betere verzorging bieden dan hij in welke penitentiaire inrichting (p.i.) dan ook zal ontvangen. Naar verzoeker
vernomen heeft, heeft de inrichtingsarts van de locatie Maashegge, na overleg en in overeenstemming met het advies van de behandelend specialist, positief geadviseerd terzake van klagers verzoek om hem in verband met zijn revalidatie gedurende een
periode van zes weken strafonderbreking te verlenen. Desondanks is het verzoek afgewezen. Terzijde wordt opgemerkt dat klagers gedrag in de inrichting nimmer tot enige problemen aanleiding heeft gegeven. Gelet op de duur, waarvoor het verlof wordt
gevraagd, kan niet worden volstaan met een andere vorm van verlof. Er wordt een te zware eis gesteld voor de inwilliging van het verzoek. Klager meent dat hij in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat het verlenen van strafonderbreking
noodzakelijk is. De stelling dat klager zonder meer kan herstellen in een p.i. is volledig ongemotiveerd. Het herstellen met een open buikwond in een p.i. brengt niet alleen een risico voor infectie en voor besmetting van klager met zich mee, met alle
gevolgen van dien voor klagers gezondheidstoestand nu een tweetal eerdere operaties zijn mislukt, maar kunnen ook een risico van besmetting voor de rest van de populatie met zich meebrengen. Niet voor niets heeft de inrichtingsarts een positief advies
uitgebracht. Klager is telefonisch medegedeeld door de selectiefunctionaris dat de inrichtingsarts bij het uitbrengen van het advies zich ten onrechte niet zou hebben verstaan met de afdeling individueel medische advisering van het ministerie. Een
dergelijk verzuim kan klager niet worden tegengeworpen. Voor wat betreft de stelling van de Minister dat eventueel bezien kan worden of plaatsing in het penitentiair ziekenhuis geïndiceerd is, merkt klager op dat hij alsdan zal worden onderworpen aan
een gesloten dan wel een zeer beperkt regime, terwijl hij thans in een half open inrichting verblijft. Voorts zal zijn concubine door de reisafstand Kerkrade-Scheveningen hem daar niet of nauwelijks kunnen bezoeken. Dit een risico van besm

Naar boven