Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1331/GV, 15 juni 2006, beroep
Uitspraakdatum:15-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1331/GV

betreft: [klager] datum: 15 juni 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 mei 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij wil graag strafonderbreking voor de duur van een week om zijn partner te helpen verhuizen en het in de originele staat terugbrengen van de woning. Er zijn geen andere personen die hiermee kunnen helpen. Zijn partner heeft een schuld van € 26.000,=
bij de gemeente. Als zij niet tijdig de woning verlaat komt daar een dwangsom van € 100,= per dag bovenop. De woning werd bewoond door klager en zijn partner, maar het huurcontract staat op naam van klagers partner.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is al voor zijn detentie op 25 augustus 2005 uitgeschreven op het genoemde adres en ingeschreven op een ander adres. Uit de stukken blijkt niet in welke relatie klager tot de bewoonster van de bedoelde woning staat. Evenmin blijkt waar de
aanpassingen uit bestaan en hoeveel tijd ermee gemoeid is.

De directeur van de beperkt beveiligde inrichting Maashegge te Overloon heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking op basis van het gegeven dat klager niet staat ingeschreven op het genoenmde adres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens openlijke geweldpleging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 21 december 2007.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van
verlof.

De beroepscommissie stelt vast dat klager sinds 1 maart 2006 in een beperkt beveiligde inrichting verblijft waar hij elke vier weken weekendverlof krijgt. Zij overweegt dat in het verzoek om strafonderbreking iedere gedetailleerde beschrijving van een
plan en de daarbij van klager te verwachten noodzakelijke inspanning ontbreekt. Daarom is het voor de beroepscommissie niet mogelijk om de noodzaak van strafonderbreking te beoordelen. Het moet ervoor worden gehouden dat het thans mogelijke
vierwekelijkse weekendverlof voldoende is om de noodzakelijke aanpassingen en verhuizing te realiseren en te begeleiden. Derhalve kan de beslissing van de Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onbillijk worden
aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 15 juni 2006

secretaris voorzitter

Naar boven