Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6034/TA, 12 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:         R-20/6034/TA

betreft: [klager]            datum: 12 oktober 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de instelling,  gericht tegen een uitspraak van 4 februari 2020 van de beklagcommissie bij genoemde instelling, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,  alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsman mr. A.R. Ytsma in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en het hoofd van de instelling om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het niet tijdig verlenen van medische zorg bij hevige pijnklachten (PN 2019/089).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van €7,50 toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Het hoofd van de instelling heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Nu de klacht ziet op de wijze waarop de instelling de zorgplicht heeft betracht had klager niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard door de beklagcommissie.

Klager is op 23 mei 2019 in de avond bezocht door een verpleegkundige.

Klager heeft geweigerd om zijn temperatuur te laten opnemen en in zijn mond te laten kijken. De verpleegkundige heeft zoveel als mogelijk doorgevraagd bij klager en geen redenen gezien om klager met spoed naar een noodtandarts te verwijzen. Er was geen sprake van een zichtbare verdikking of koortssignalen.

De verpleegkundige heeft klager voor de volgende dag verwezen naar de medische dienst. Op 24 mei 2019 heeft een verpleegkundig specialist klager op zijn kamer bezocht. Klager sliep echter en was niet wakker te krijgen.

Klager heeft later die dag de medische dienst bezocht met de mededeling naar een noodtandarts te willen, maar weigerde opnieuw zijn temperatuur te laten opnemen en in zijn mond te laten kijken. Klager deelde mee dat de medische dienst allang een afspraak voor hem had kunnen regelen. Op de mededeling dat klager zich eerder had kunnen melden, heeft klager geantwoord dat dit niet kan vanwege zijn dag- en nachtritme. Ook bij de medische dienst werden geen redenen gezien om klager buiten kantooruren met spoed naar een noodtandarts te verwijzen. Klager maakte een rustige indruk, liet geen uitingen van hevige pijn zien en heeft ook niet hevige pijnklachten benoemd. Pijnklachten en een mogelijk beginnende ontsteking kunnen worden gedekt door de ibuprofen die klager al kreeg. Verder kon hij paracetamol krijgen. Als klager zwelling, koorts of hevige pijnklachten had benoemd, zou hij zeker buiten kantooruren zijn verwezen.

Daar klager zelf niet naar de tandarts in de locatie Nijmegen wilde gaan, is hem aangeboden op 21 juni 2019 naar de tandarts in de locatie Zeeland te gaan.

Na 24 mei 2019 heeft klager zich niet meer bij de medische dienst gemeld.

Op 20 juni 2019 heeft klager zelf de afspraak bij de tandarts in de locatie Zeeland afgezegd.

 

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

Klager had wel degelijk hevige pijnklachten en heeft deze ook benoemd bij de medische dienst, het is evenmin waar dat de medische dienst niet in zijn mond mocht kijken, anders was hem ook geen medicatie voor de maximale dosis voorgeschreven. Vooral omdat hem werd gezegd dat pijnklachten geen reden zijn voor verwijzing naar een noodtandarts had hij geen behoefte meer om zijn temperatuur te laten opnemen. Klager heeft een dikke maand moeten wachten op een afspraak bij de tandarts, waar anderen binnen een week, hooguit twee weken worden geholpen. Dit omdat de instelling drie kwart jaar eerder had besloten dat hij geen gebruik van de tandarts in de locatie Nijmegen mocht maken vanwege een door klager ingediende klacht over de kwaliteit van de behandeling. Gesteld is toen dat klager in het vervolg naar de tandarts in de locatie Zeeland zou moeten als hij die klacht niet zou intrekken. Met als gevolg dat hij een wachttijd van één tot twee maanden kon verwachten omdat verpleegden van de locaties zelf voorrang zouden hebben.

Op 20 juni 2019 kwam klager erachter dat men een afspraak bij de tandtechnicus in plaats van bij de tandarts had gemaakt. Klager heeft daarvan afgezien omdat de tandtechnicus er voor protheses is. Klager heeft vervolgens zelf de botsplinters in zijn kaak verwijderd. Vanwege de lange tijd dat het al geduurd had, had klager het ergste van de pijn al gehad.

 

3.         De beoordeling

Op grond van de stukken stelt de beroepscommissie vast dat de medische dienst geen medische indicatie heeft gesteld om klager buiten kantooruren te verwijzen naar een noodtandarts.

In dit geval is daarom geen sprake van een beslissing van het hoofd van de instelling, maar van de medische dienst. Daartegen staat geen beklag open.

Klager had daarom niet in zijn klacht ontvangen mogen worden.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag. 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en mr. T.B. Trotman, leden, 

in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 oktober 2020.

       

 

            secretaris                                voorzitter                    

 

 

 

 

 

 

Naar boven