Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1454/GA, 21 juni 2006, beroep
Uitspraakdatum:21-06-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1454/GA

betreft: [klager] datum: 21 juni 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 februari 2006 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2006, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord [...], unit-directeur bij voormelde p.i.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De raadsman van klager heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de hoge kosten die klager heeft moeten betalen voor het verkrijgen van een afschrift van zijn penitentiair dossier.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
De kopieerkosten voor de verstrekking van een afschrift van het eigen penitentiair dossier staan niet in verhouding tot de werkelijke kopieer- en/of overige kosten. Het is algemeen bekend dat een gedetineerde in het algemeen en klager in het bijzonder
over een slechts heel geringe draagkracht beschikt. Bovendien bevatten de ontvangen kopieën een aantal dubbele stukken, hetgeen vanwege de directeur niet gemotiveerd is weersproken. Pas na het wijzen van de uitspraak en nadat klager de hoorruimte van
de
inrichting had verlaten heeft de beklagrechter - in aanwezigheid van de directeur, de griffier en de raadsman - mondeling uiteengezet dat zij vergeten was om tevens uit te spreken dat de klacht op dit incidentele punt wel degelijk gegrond was, hetgeen
zij echter niet meer in de mondelinge beslissing kon vermelden.
De overweging van de beklagrechter, inhoudende dat vooraf aan klager was aangegeven dat de kosten van verkrijging van afschriften aanzienlijk waren is niet zonder meer redengevend voor de beslissing, aangezien een gedetineerde het recht heeft op en
belang heeft bij verkrijging van afschriften van zijn eigen penitentiair dossier en bij meer dan incidentele bestudering daarvan, door middel van bijvoorbeeld het maken van aantekeningen daarop en bespreking van deze stukken op een later tijdstip met
zijn raadsman, meer ter controle op zijn eigen rechtspositie, welk recht als gevolg van het vragen van buitensporig hoge kosten nagenoeg onmogelijk wordt gemaakt c.q. wordt gefrustreerd.
Bovendien is de aan de bestreden beslissing kennelijk ten grondslag liggende beleidsregel ter zake van deze door de inrichting verlangde kosten – welke dat ook moge wezen – strijdig met hogere regelingen, te weten artikel 8 EVRM en artikel 35 van de
Wet
bescherming persoonsgegevens en daarbij behorende regelgeving, welke laatste rechtsregels slechts een maximale vergoeding van €4,50 voor afschriften van een volledig overzicht van eigen persoonsgegevens mogelijk maken. De Wet bescherming
persoonsgegevens is, anders dan de beklagrechter op onbegrijpelijke wijze heeft overwogen, wel degelijk van toepassing op uitoefening van privacyrechten in de zin van die wet ter zake van ontvangst van afschriften van een penitentiair dossier, welke
zonder meer persoonsgegevens van de gedetineerde bevatten (03/827/GA en 02/1801/GA).

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft het geld dat hij heeft betaald voor de dubbele kopieën teruggekregen. Klager heeft ongeveer €126,= betaald voor meer dan honderd kopieën. Het beleid van de inrichting is dat wanneer gedetineerden een afschrift van hun penitentiair dossier
willen, de volgende bedragen gelden: de eerste vijf kopieën zijn gratis, kopieën zes tot en met 13 kosten de gedetineerde €4,50 en de kopieën 14 en verder kosten €0,35 per stuk.

3. De beoordeling
Nu de beklagrechter mondeling uitspraak heeft gedaan en de uitspraak niet schriftelijk met gronden heeft aangevuld, vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter om proceseconomische redenen en zal zij zelf ten gronde op het beklag
beslissen.

Klager heeft een bedrag van ongeveer €126,= betaald voor het kopiëren van zijn penitentiair dossier, hetgeen meer dan honderd kopieën betrof. Aan de orde is de vraag of een dergelijk bedrag aan klager in rekening mocht worden gebracht. Uit de nota van
toelichting bij hoofdstuk 8 van de Penitentiaire maatregel (Pm), betreffende het penitentiair dossier, blijkt dat de Wet op de persoonsregistraties van toepassing is. De Wet op de persoonsregistraties is inmiddels ingetrokken en vervangen door de Wet
bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp), welke wet op 1 september 2001 in werking is getreden. Ingevolge artikel 39 juncto artikel 35 van de Wbp kan voor een bericht betreffende persoonsgegevens een vergoeding worden gevraagd. Deze bepaling is nader
uitgewerkt in het Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp. Artikel 2, eerste lid, van voormeld besluit bepaalt dat de vergoeding €0,23 per pagina met een maximum van €4,50 bedraagt. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat in het geval het
afschrift uit meer dan honderd pagina’s bestaat, de verantwoordelijke een redelijke vergoeding in rekening mag brengen met een maximum van €22,50.
De beroepscommissie is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat aan klager een te hoog bedrag aan kopieerkosten van zijn penitentiair dossier in rekening is gebracht. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie zal bepalen dat de directeur aan klager het verschil tussen het door klager betaalde bedrag (€126,=) en het wettelijk voorgeschreven maximumbedrag (€22,50), zijnde €103,50, aan klager terugbetaalt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag gegrond.
De beroepscommissie bepaalt dat de directeur aan klager €103,50 dient terug te betalen.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 21 juni 2006

secretaris voorzitter

Naar boven