nummer: 06/1362/GV
betreft: [klager] datum: 19 juni 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 mei 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager is erg teleurgesteld door de afwijzing van zijn verlofaanvraag. De reden dat hij destijds niet in beroep is gegaan tegen zijn veroordeling is dat hij er op rekende dat hij op enig moment met verlof zou kunnen gaan en een enkelbandje zou
krijgen.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verzocht om algemeen verlof. Een eerdere aanvraag van hem werd eind maart 2006 afgewezen. Met klager is destijds uitgebreid gesproken over de aanvaardbaarheid van het verlofadres. Gelet op het advies van de politie alsmede het uitblijven van een
reactie van het verlofadres is geconcludeerd dat klager niet beschikt over een (voor de Minister) aanvaardbaar verlofadres. Daarnaast kan een verblijf op het opgegeven verlofadres leiden tot maatschappelijke onrust.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag mede gelet op het hierna vermelde advies van de politie.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Arnhem heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.
De politie Gelderland-Zuid heeft negatief geadviseerd gelet op het gevaar van recidive en het gegeven dat het verlofadres midden in het uitgaanscentrum van Nijmegen ligt en dicht bij de verblijfplaats van aangevers en/of benadeelden is gelegen.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, wegens onder meer bedreiging en zware mishandeling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 juni 2006.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal twee verlofaanvragen indienen.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de Minister bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als
onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het risico van maatschappelijke onrust bij de aangevers en benadeelden en hun leefomgeving bij verlofverlening aan klager is, gelet op de ernst en de aard van de gepleegde delicten niet denkbeeldig. Daar
komt bij dat het verlofadres van klager niet ver van de verblijfplaats van de aangevers/benadeelden ligt.
Daarnaast is het door klager opgegeven verlofadres door het b.s.d. aangeschreven met de vraag of toegestaan wordt dat klager aldaar zijn verlof doorbrengt. Hierop is geen reactie ontvangen. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde
omstandigheden een zodanige contra-indicatie vormen voor verlofverlening dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 19 juni 2006
secretaris voorzitter