Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2875/TB, 30 mei 2006, beroep
Uitspraakdatum:30-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/2875/TB

betreft: [klager] datum: 30 mei 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 31 oktober 2005 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr.R.P.G. van der Weide, en namens de Minister [...]. Als toehoorder namens de
Minister
zijn aanwezig [...] en [...]..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van Veldzicht te Balkbrug (hierna Veldzicht).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 30 januari 1990 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negeneneenhalve maand met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 8 oktober
1990 geplaatst in de Prof.Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen (hierna Pompekliniek). Vervolgens is klager wegens het plegen van een delict tijdens verlof vanuit de Pompekliniek bij onherroepelijke uitspraak van 19 november 1999 veroordeeld tot een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en tbs met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 28 maart 2002 is klager geplaatst in FPI De Rooyse Wissel te Venray (hierna De Rooyse Wissel). Deze inrichting heeft klager op 11 juni 2002
aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 14 september 2002 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen
komen. In augustus 2003 is een machtiging voor het verlenen van begeleid verlof aangevraagd om klager enig perspectief in afwachting van een longstayplaatsing te bieden en verdere hospitalisatie tegen te gaan. De Minister heeft de gevraagde
verlofmachtiging op 14 oktober 2003 afgegeven.
Bij brief van 30 augustus 2005 heeft De Rooyse Wissel de longstaystatus van klager herbevestigd. Vervolgens is klager op 14 oktober 2005 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van Veldzicht. De Minister heeft op 31 oktober
2005
beslist klager in die voorziening te plaatsen. Deze plaatsing is op 29 november 2005 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Het is onjuist dat klager niet meer te behandelen zou zijn. Volgens klager hebben therapeuten van een andere afdeling gezegd dat hij wel behandelbaar is. Klager voelt zich misbruikt. Hij heeft zich
altijd coöperatief opgesteld en zich voor 100 procent ingezet om tot gedragsverandering te komen. Het grote probleem is dat klager het laatste delict, waarvoor hij is veroordeeld, niet kan bekennen. Hij kan nou eenmaal niet bekennen wat er niet is
gebeurd. Hij heeft in de Pompekliniek medicatie gebruikt. Thans gebruikt hij geen medicatie.
Waar het advies van de LAP dateert van 14 september 2002, zou het LAP gezien het tijdsverloop een nieuw advies moeten uitbrengen. Daarnaast zou een externe deskundige moeten beoordelen in hoeverre een longstayplaatsing noodzakelijk is. Er wordt
makkelijk gezegd dat er een hoog recidiverisico is. Recidiverisico is er echter altijd, bij elke tbs-gestelde. Elk risico uitsluiten is niet te doen. In alle redelijkheid moet men aanvaarden dat altijd enig risico wordt gelopen.
Door de longstayplaatsing wordt niets meer aan behandeling gedaan, heeft klager geen uitzicht meer op terugkeer in de maatschappij en wordt hij levenslang opgesloten. Toetsing in het kader van de verlenging van de tbs door de rechter is een wassen
neus.
Vanuit De Rooyse Wissel had klager begeleid verlof om bijvoorbeeld te winkelen en koffie te drinken. Sinds hij in Veldzicht verblijft, heeft hij geen verlof meer; men wacht de uitspraak van de beroepscommissie op dit beroep af. Klager vindt het streng
in Veldzicht, waar hij vaak achter de deur zit. Hij vindt het absurd, alsof hij een zware crimineel is. Hij ontbijt wel op de groep en doet schoonmaakwerk. Daar wordt hij wel goed voor geacht. Hij werkt ook een dag per week in de wasserette en kan ook
gaan vissen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Aangezien de datum van uitreiking van de plaatsingsbeslissing niet meer valt te achterhalen, wordt een oordeel over de ontvankelijkheid van het beroep aan de beroepscommissie overgelaten. Indien ontvankelijk, zal het beroep ongegrond zijn.
Met inachtneming van de eisen van artikel 11 Bvt is naar huidige inzichten ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing in een longstayvoorziening bepaald dat elke aanvraag voor een longstayindicatie van het hoofd van de
inrichting
moet voldoen aan het uitgangspunt dat het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is. De Minister laat zich, alvorens een besluit tot
plaatsing in een longstayvoorziening te nemen, adviseren middels een onafhankelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door de LAP. De LAP bestaat uit een multidisciplinair team van onafhankelijke deskundigen, dat onderzoekt of het hoofd van de inrichting,
gelet op diens verantwoording in de aanmelding van de longstaykandidaat, in alle redelijkheid en met inachtneming van eisen die in professionele zin aan de indicatiestelling gesteld moeten worden, tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
De langdurige en intensieve klinische observaties die de basis vormen voor de indicatiestelling door de opeenvolgende behandelaars geven een breder beeld van het werkelijke behandelverloop dan een incidentele klinische observatie zou kunnen doen. In
geval de LAP in de stukken over het behandelverloop aanleiding ziet tot nadere kennismaking met de longstaykandidaat, kan zij ertoe overgaan deze te bezoeken.
In de aanvraag longstayplaatsing van De Rooyse Wissel van 11 juli 2002 is aangegeven dat klager tijdens zijn tbs-behandeling, die reeds 10 jaar duurde, opnieuw een fors delict heeft gepleegd dat veel gelijkenis vertoont met het eerdere delict waarvoor
hem eerder tbs is opgelegd; dat gezien de hardnekkige problematiek van klager het onwaarschijnlijk is dat er binnen de huidige tbs-behandeling veel progressie geboekt zal worden. In het advies van 14 september 2002 is de LAP van oordeel dat de
behandelaar in redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen; op verandering gerichte behandelactiviteiten zijn wel ondernomen, maar niet aangeslagen wegens organische en functionele beperkingen en handicaps van klager; klager is chronisch
delictgevaarlijk en er zijn thans geen behandelingsmethodieken voorhanden om de prognose in gunstige zin bij te stellen. Gezien het tijdsverloop tussen de longstayindicatie en de feitelijke voorgenomen plaatsing heeft de Minister De Rooyse Wissel
verzocht een herbevestiging van de longstaystatus te doen toekomen. Deze is op 30 augustus 2005 ontvangen. Daaruit komt naar voren dat zich in de afgelopen periode geen substantiële veranderingen hebben voorgedaan en dat het recidiverisico onverminderd
hoog is gebleven. Hiermee is de longstayplaatsing voldoende onderbouwd. Uit de overgelegde rapportages blijkt duidelijk dat resocialisatie niet verantwoord kan plaatsvinden. Klager heeft geen ziektebesef en –inzicht, hij ontkent zijn laatste tbs-delict
en externaliseert.
De Minister heeft [...], hoofd behandeling van De Rooyse Wissel, verzocht aanwezig te zijn ter zitting van de beroepscommissie om een inhoudelijke toelichting te geven en inhoudelijke vragen te beantwoorden. Deze deskundige is verhinderd thans aanwezig
te zijn, maar bereid desgewenst een nadere toelichting te verstrekken.

4. De beoordeling
Klagers ongedateerde beroepschrift is op 21 november 2005 door De Rooyse Wissel aangetekend verzonden en op 23 november 2005 op het secretariaat van de beroepscommissie ontvangen. De bestreden beslissing is blijkens de stukken op 14 november 2005 aan
de
hoofden van De Rooyse Wissel en Veldzicht verzonden. Volgens de Minister is onbekend wanneer de bestreden beslissing aan klager is uitgereikt. Onder deze omstandigheden kan klager volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie in het beroep
worden ontvangen.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet heeft
geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 11 juli 2002, het advies van de LAP van 14 september 2002 en de herbevestiging van
klagers longstaystatus door De Rooyse Wissel op 30 augustus 2005, welke naar het oordeel van de beroepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in
een longstayvoorziening, heeft de Minister er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in De Rooyse Wissel niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor
plaatsing
op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt. Hierbij is met name in aanmerking genomen dat klager vanwege zijn organische en
functionele beperkingen en handicaps niet behandelbaar is gebleken en als voortdurend delictgevaarlijk wordt aangemerkt, waarbij sprake is van een onverminderd hoog recidiverisico.
Er bestaat naar het oordeel van de beroepscommissie geen aanleiding voor een nader extern klinisch onderzoek van klager in bijvoorbeeld het Pieter Baan Centrum (PBC). Voor de aannemelijkheid van klagers stelling dat hij wel behandelbaar is en dat zijn
delictgevaarlijkheid wordt overdreven, wordt geen grond gevonden in de stukken die door de Minister in het kader van de onderhavige procedure zijn ingebracht en in hetgeen ter zitting naar voren is gebracht. Overigens heeft klager in 1999 niet willen
meewerken aan pro justitia onderzoek in het PBC.
Aan klagers bezwaar dat de Minister bij de bestreden beslissing is afgegaan op een LAP-advies van 14 september 2002 komt in dit geval geen zwaarwegende betekenis toe. Hoewel het de beroepscommissie op zich zorgvuldig voorkomt dat een dergelijk advies
uit 2002 met het oog op een drie jaar later te nemen beslissing tot plaatsing in een longstayvoorziening wordt geactualiseerd, is er in het licht van de stukken en met name de herbevestiging van de longstaystatus van klager door De Rooyse Wissel op 30
augustus 2005 geen aanleiding te veronderstellen dat de LAP in een tweede, recent advies tot een andere conclusie zou zijn gekomen dan verwoord in het advies van 14 september 2002.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager in een longstayvoorziening te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 30 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven