Nummer: 06/792/GB
Betreft: [klager] datum: 29 mei 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 16 maart 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten (BGG) Zoetermeer ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 2 maart 2005 gedetineerd. Hij verbleef in unit 4 bijzondere individuele begeleidingsafdeling (BIBA) te Den Haag. Op 19 januari 2006 is hij geplaatst in de BGG Zoetermeer, een gevangenis waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met zijn plaatsing in de BGG.
Klager is in het gelijk gesteld in zijn beroep tegen plaatsing op de landelijke afzonderingsafdeling. Deze beslissing heeft volgens klager invloed gehad op zijn plaatsing in de BGG. De andere incidenten die zijn beschreven in de beslissing op bezwaar
zijn volgens klager zwaar overtrokken. Waarvan klager niets terug ziet in de beslissing is het feit klagers arm twee keer is gebroken door het personeel, waardoor hij een metalen plaat in zijn arm heeft. Hierover loopt nog een zaak. Klager heeft nooit
stekende bewegingen gemaakt naar het personeel noch naar het personeel gespuugd.
Klager heeft met betrekking tot de bedreiging van het personeel een klaagschrift ingediend, dat hij op aanraden van de directeur heeft ingetrokken.
Op 1 mei 2005 zou klager een bewaarder hebben geslagen en een andere bewaarder in diens hand hebben gebeten. Hiervan zou een doktersverklaring moeten zijn, die klager aan zijn beroepschrift zou willen toevoegen. Klager is niet op 11 mei 2005 noch op 27
juli 2005 naar de rechtbank geweest.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager werd op 4 maart 2005 ingesloten in het huis van bewaring Grave. Zijn verblijf aldaar staat bol van de incidenten, zoals bedreiging van personeel, spugen naar personeel, slaan van personeel, een personeelslid in de hand bijten en verbale agressie
naar personeel. Op 3 augustus 2005 bleek een langer verblijf in de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave niet mogelijk en werd klager ondergebracht op de landelijke afzonderingsafdeling De Schie te Rotterdam. Om meer aandacht te kunnen besteden aan
zowel het beheersmatige als het zorgaspect bij klager, werd hij vervolgens geselecteerd voor unit 4 BIBA te Den Haag, waar hij op 5 oktober 2005 is geplaatst. Op 9 januari 2006 heeft de BIBA een overplaatsingsvoorstel gemaakt. Het werd niet wenselijk
gevonden om klager nog langer te handhaven in het BIBA-regime. Geadviseerd werd om klager te plaatsen in een kleine setting of op een individuele begeleidingsafdeling (i.b.a.). Aan het advies was een schrijven van klager toegevoegd, waarin hij vraagt
om
een plaatsing in de p.i. in Zoetermeer. Het overplaatsingsvoorstel van de BIBA is op 17 januari 2006 besproken door de selectieadviescommissie (s.a.c.). De s.a.c. was van oordeel dat klager op dat moment geen kandidaat was voor een verblijf in een
regime van algehele gemeenschap. Dit gezien de veelvuldige bedreigingen en fysieke agressie naar personeel gedurende het verloop van zijn detentie. Ook vond de s.a.c. de overgang van een BIBA-regime naar een regime van algehele gemeenschap een te grote
stap voor klager. Op grond van de bevindingen van de s.a.c. heeft de selectiefunctionaris op 17 januari 2006 besloten klager te selecteren voor een regime van beperkte gemeenschap. Omdat bij klager niet het zorgaspect maar de beheerscomponent op de
voorgrond staat, is niet voor plaatsing op de i.b.a. gekozen.
4. De beoordeling
4.1. De BGG Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige contra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens, zoals verwoord in de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing, in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin.
Derhalve is de beslissing klager vooralsnog te plaatsen in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. de Greef, secretaris, op 29 mei 2006
secretaris voorzitter