Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0614/GB, 24 mei 2006, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/614/GB

Betreft: [klager] datum: 24 mei 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 februari 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem niet te plaatsen in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 17 december 2003 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis
Veenhuizen.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Klager neemt afscheid van zijn gezin. Van een huwelijk ziet hij af. Hij wil ver buiten de regio een nieuw leven opbouwen. Door
onbetrouwbare verklaringen en toespelingen is klager hiertoe gekomen. Zijn ex-vrouw heeft enkele van zijn kinderen willen vermoorden en door list en bedrog geld uit een onderneming willen onttrekken. Klager heeft voldoende rust kunnen vinden in zijn
straf. Eenieder die tegen klager heeft gestreden zal zich bij God moeten verantwoorden. Klager wil alles voor hun geven. Daarom moet de beslissing worden herzien.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er zijn diverse stukken van het OM en het Bureau Jeugdzorg aanwezig, waaruit blijkt dat klager op een intimiderende wijze probeert het contact met zijn ex-vrouw en kinderen te herstellen. Ook blijkt dat de kinderen onder toezicht zijn gesteld en klager
mag zonder tussenkomst van de jeugdbeschermers van het Bureau Jeugdzorg geen contact met de kinderen hebben. Een en ander is zo strak geregeld dat bij de bezoeken van de kinderen in de gevangenis Veenhuizen iemand van het Bureau Jeugdzorg aanwezig is.
De belangen van de slachtoffers moeten zwaarder wegen dan de belangen van klager. Een plaatsing in een b.b.i is dan ook ongewenst. Klager reageert zeer dwingend naar zijn ex-vrouw en kinderen wanneer zij op bezoek komen. Klager komt evenmin in
aanmerking voor verlof.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt
beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de
beoordeling
daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking),
alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de
gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. In het selectieadvies van de inrichting spreekt de directeur van de inrichting zijn zorg uit over klagers (ex) vrouw en over de kinderen, wanneer betrokkene regimaire verloven krijgt en dus in de gelegenheid is zijn kinderen te bezoeken. De
directeur wil graag als bijzondere voorwaarde opgenomen zien, dat wanneer er besloten wordt om klager te selecteren voor een b.b.i., hij onder geen enkel beding tijdens het verlaten van de inrichting contact mag zoeken met zijn kinderen die onder
voogdijschap staan.
Uit telefonische informatie is gebleken dat de rechtbank te Groningen eerst op 15 juni 2006 uitspraak zal doen op het verzoek van klager om een omgangsregeling met zijn kinderen. Ook is gebleken dat nog geen beslissing is genomen op het voorstel klager
tot ongewenst vreemdeling te verklaren.

4.4. De beroepscommissie acht de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk, zodat zij als volgt zal beslissen.

5. De uitspraak
Zij verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven